22 OKTOBER 1973
921
beidskrachten en langdurig werklozen. Dit initiatief van de regio is in
de zomermaanden aan de orde gekomen en het is mijn eerste indruk
dat het een zeer goed initiatief is. Wij zouden toch moeten verwach
ten dat het bestuur van de grootste gemeente in de regio kennisneemt
van dergelijke initiatieven en plannen en ik neem ook aan dat u dat
hebt gedaan. Gaarne zal ik dan ook in deze vergadering uw standpunt
hieromtrent vernemen.
Vervolgens wil ik ingaan op de ontsluiting van de Haagse Beem
den. Als ik u goed heb begrepen hebt u erkend dat de procedure met
betrekking tot de ontsluiting van een deel van het industriegebied zoda
nig moet zijn dat er geen vertraging optreedt als de discussies en de be
sluitvorming over het totale plan Haagse Beemden of het woongebied
van de Haagse Beemden zouden stagneren. Ik heb de indruk dat u daar
toch wel wat lichtvoetig overheen bent gestapt. Een dergelijke proce
dure die men achter de hand wil houden heeft naar mijn mening niet
alleen maar te maken met de financiële aspecten, maar op dat moment
zijn ook planologische aspecten aan de orde. Onze fractie is van mening
dat er ten aanzien van het ontsluiten van een deel van de Haagse Beem
den geen risico's kunnen worden genomen, want dit moet zo snel moge
lijk gebeuren. Als de raad in één van de komende maanden zou beslui
ten dat er nog niet moet worden gebouwd in de Haagse Beemden of dat
er ergens anders moet worden gebouwd teneinde een wens van de V.V.D.
gestalte te geven, zitten wij met een plan dat dan misschien uit zijn ver
band moet worden gerukt, zowel in planologisch als in financieel op
zicht. Wij wensen dat er als het ware een alternatieve procedure in uw
bureaulade ligt waarin een oplossing wordt gegeven voor planologische
problemen en financiële problemen die zich gaan voordoen als deze
raad dit is voor mij nog geen waarde-oordeel -- zou besluiten tot een
ontkoppeling van het woongebied Haagse Beemden en het industriege
bied Haagse Beemden.
De heer VON SCHMID: In afwachting van het moment waarop de
V.V.D. in Breda verder de dienst gaat uitmaken -- zij stuurt hierop
rechtstreeks aan getuige haar snelle opmars in den lande -- wil ik over
dit onderwerp nog enkele opmerkingen maken.
De wethouder heeft naar mijn mening een aantal zeer verhelde
rende opmerkingen gemaakt en ik stel dit bijzonder op prijs. Met na
me zijn opmerking over het acquisitiebeleid sprak mij zeer aan en in
dit opzicht kan zeker van een verandering worden gesproken. Momenteel
heeft dit vooral te maken -- de wethouder heeft daarover ook uitvoerig
gesproken -- met de werkgelegenheid die voor de bevolking van Breda
in de toekomst moet worden gerealiseerd.
Voorts is het duidelijk dat de gehele nota is gericht op het feit dat
Breda zal gaan groeien. Ik heb juist hierop gedoeld toen ik zei: "Dat
hoor ik nu al zo lang". Natuurlijk hoop ik ook dat wij hierin zullen sla
gen maar ik ben het met de wethouder eens dat wij daarop uitsluitend
kunnen aandringen. Wij kunnen de mensen uiteraard niet dwingen hier
heen te komen. Op dit punt blijft de schoen wringen. Enerzijds zijn wij
optimistisch gestemd en menen dat zich in de toekomst hier vele indus
trieën van allerlei aard zullen vestigen, maar anderzijds blijf ik daar
bij een vraagteken plaatsen. In het verleden hebben anderen en ook ik
dikwijls gesteld dat Breda een zeer gunstige ligging heeft, maar ik vraag
mij af waarom die stagnatie dan lange tijd is opgetreden en waarom wij
de mensen hiervan steeds moeten doordringen. Valt het dan alleen ons
op dat Breda in zo'n gunstige positie verkeert? De rest van Nederland
schijnt dat maar niet te begrijpen zodat wij daarop voortdurend met