922
22 OKTOBER 1973
klem moeten wijzen. Eerlijk gezegd blijf ik twijfelen, ook gezien de
prognoses die in andere nota's over de Bredase bevolkingsgroei zijn ge
maakt. Verschillende gemeenten hebben industrieterreinen, de heer
Van Duijl heeft zojuist al gezegd dat wij er voor moeten waken deze
alleen te creeren omdat dit "in" is en ik heb daarom in eerste instan
tie ook niets over de Haagse Beemden gezegd. Ik begrijp heel goed dat
wij op die plaats zijn aangewezen omdat wij verder geen ruimte heb
ben. De vraag blijft echter of Breda inderdaad zal gaan uitbreiden en
of daar industrieën zullen worden gevestigd. Ik hoop echter dat de wet
houder gelijk heeft en dat het acquisitiebeleid de prognoses zal waarma
ken. Ik begrijp dat de heer Dees voor zijn ogen al industrieterreinen
ziet verrijzen en vele industrieën naar Breda ziet snellen.
De heer DEES: Wil de heer Von Schmid aanduiden in welke be
woordingen en wanneer ik dat heb gezegd? Ik heb de indruk dat hij dat
wat overtrekt.
De heer VON SCHMID: Vindt u het zo erg als ik uw woorden enigs
zins overtrek? Ik heb even de tendens van uw woorden aangegeven.
De heer DEES: U legt mij woorden in de mond die ik helemaal niet
heb gebruikt. Ik heb gezegd dat wij ons kansen om nog het een en ander
naar Breda te trekken niet mogen laten ontgaan, maar ik heb niet van
die hoogdravende woorden gebruikt.
De heer VON SCHMID: Dit is nu juist het punt. Moeten wij een
geheel industrieterrein gereed maken zonder dat wij weten dat er indus
trieën zullen worden gevestigd, of moeten wij dit omdraaien?
De heer DEES: Ik heb zelfs een beperkt aantal van 50 ha genoemd
mede in verband met de nota-Bedrijvenpark, waarvoor een bepaald ter
ritoir vereist is opdat park tot ontwikkeling kan komen.
De heer VON SCHMID: Ik meen dat wij straks nog over het bedrij
venpark zullen spreken.
De VOORZITTER: Of de volgende week.
De heer VON SCHMID: Ik wil niet meer terugkomen op mijn twij
fels, want die heb ik voldoende uiteengezet.
De wethouder heeft gezegd dat het kantorenpark niet in het cen
trum moet komen en dat verschillende andere wijken daarvoor ook niet
in aanmerking komen. De interessante vraag blijft derhalve voor mij
over of hij al enig idee heeft waar het dan wel moet komen.
De heer CRUL: Ik wil nog enkele opmerkingen maken over het
werknemerszelfbestuur. In deze raad en ook in het college gaan ande
re opvattingen leven over de verantwoordelijkheid van de plaatselijke
en deicentrale overheid en in die zin wil ik deze materie ook bekijken.
Ik meen dat deze raad enigszins treedt buiten de afgebakende grenzen
van hetgeen wij als onze verantwoordelijkheid zien. De namen van de
heren Boersma en Van Gorcum doen mij in dit verband niet zo veel. De
mening doet opgeld dat het college in Breda in feite de dienst uitmaakt,
maar dat is niet het geval want dat doet de raad. In die zin wil ik ook
aan de Tweede Kamer wat meer waarde toekennen dan aan het gestel
de door de minister.