924 22 OKTOBER 1973 Hierna wordt gedurende enkele ogenblikken gepauzeerd. k n De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. g Wethouder VAN GRAAFEILAND: De opmerkingen over het aantal damestoiletten in de G» T. S. zullen de desbetreffende functionarissen P waarschijnlijk in hun oren hebben geknoopt. Ik vraag mij af in hoever- d re dit bijdraagt tot een wijziging in de "inzetbaarheid" van de dames, i' maar dat zullen wij verder maar in het midden laten. Op de vragen rond de werkgelegenheid in Breda heb ik een toe- b lichting gegeven bij punt 3 d van de beleidsvoornemens van het colle- d ge. Inderdaad is het werkgelegenheidsbeleid afgestemd op hetgeen in e die mini-regio in dat opzicht gewenst is en dit betekent het handhaven h van de functie van de gemeente Breda met betrekking tot het scheppen v van de noodzakelijke werkgelegenheid. Dit is dan ook één van de uit- P gangspunten die de basis vormen van deze nota. g De heer Van Duijl heeft zeer nadrukkelijk -- ik kan dit alleen maar onderstrepen --de mens met betrekking tot de werkgelegenheid z centraal gesteld. Het lijkt mij goed dat in deze raad naast het wonen, h het leven en het welzijn het aspect van het werken eens expliciet aan g de orde wordt gesteld. De heer Van Duijl heeft het overleg tussen de i industrie, de vakbond, het G. A.B, en de gemeente warm aanbevolen. s Dit punt zal dadelijk nog aan de orde komen in het kader van de ziens wijze van de heer Crul hieromtrent. Het is zeker de moeite waard dit k contact te leggen, voorzover dat nog niet wordt gedaan. Wij onderzoe- e ken thans welke mogelijkheden er zijn om aan dit contact gestalte te e geven. Ik wil voorts nog even ingaan op het verschil tussen automatise- r ring en mechanisering. De automatisering heeft misschien niet zo ver- t schrikkelijk veel betekend voor de werkgelegenheid, maar ik ben van d mening dat de mechanisering dat zeker wel doet. Voor beide geldt dat g dit leidt tot een andersoortige behoefte aan arbeidskrachten, die naar c alle waarschijnlijkheid meer geschoold en anders geschoold zullen moe- i ten zijn, hetgeen dan zeker geldt voor de mensen die met de automa- v tisering hebben te maken, z Ik meen dat ik de opmerkingen van de heer Van Duijl rond de si- F tuatie van de industrieterreinen in regionaal verband via u aan de voor- 1 zitter van de Regioraad mag doorgeven. Ik betreur het ook dat de in formatie die tot op heden is gegeven over vertrekkende bedrijven geen antwoord kan geven op de vraag van de heer Van Duijl. In de commis- sie is deze vraag ook gesteld en ik achtte het niet noodzakelijk mij hier- r over nog in het bijzonder te laten informeren, omdat dit vieux jeu is c en bovendien is het veel interessanter van nu af aan de meest recente 5 gevallen gade te slaan. Het is ons in min of meer recente gevallen be- c kend waarom bedrijven vertrokken. Wij weten bijvoorbeeld dat Bauknecht naar Etten-Leur is vertrokken, omdat wij meenden dat er in Breda op het c industrieterrein geen plaats meer zou zijn. Men had daar overigens ook r niet naar gevraagd. Ik heb al opgemerkt dat de werkloosheid en de werkgelegenheid twee zijden zijn van eenzelfde medaille. De heer Dees meende uit mijn beantwoording in eerste termijn te moeten opmaken dat er een strikte scheiding wordt nagestreefd, maar dit is een onjuiste gedachte want dat l is bepaald niet het geval. De werkgelegenheidsnota is wel geschreven S op grond van de optiek van de werkgelegenheid, met als gevolg dat de werkloosheidsaspecten die met name betrekking hébben op de wijze waarop de mensen zo goed mogelijk en zo spoedig mogelijk weer werk i

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 924