22 OKTOBER 1973
931
a over praten; het is duidelijk dat dit aansluit op mijn ideeën die ik tij
dens het vorige debat al naar voren heb gebracht,
ak- Onderaan bladzijde 4 staat een opmerking die een slip of the pen
kan zijn óf die is geschreven door iemand met een zeer ironische in
slag. Er staat namelijk: "Daarnaast blijkt dat vrijwel iedere gemeente,
er- ongeacht omvang, functie of toekomstige functie, het nodig acht zich
ten- te presenteren als het centrum van ontwikkeling in Europa en omstreken,
r zonder daarbij enigermate de nodige bescheidenheid in acht te nemen",
.ig Ik wil daar verder geen conclusies aan verbinden, maar het is natuur
lijk mogelijk dat ook de stad Breda daarbij kan worden ingevuld,
e Op bladzijde 5 staat een punt dat mij ook zeer belangrijk voor-
t- komt. In de tweede alinea van die bladzijde wordt gesproken over de
i- aantrekkingskracht van België op de bedrijven in Nederland. Misschien
Ie kan de wethouder in aanvulling op het debat dat wij zojuist hebben ge-
i voerd nog iets zeggen over eventuele overheidsmaatregelen of andere
t maatregelen waarmee men hoopt deze aantrekkingskracht van België
af te remmen of te betrekken op Breda.
;n Wethouder VAN CRAAFEILAND: De heer Von Schmid heeft al na-
drukkelijk. gezegd dat dit een eerste aanzet is tot ontwikkeling van het
acquisitiebeleid dat wij voorstaan. Het was onze bedoeling met deze
nota de raad te informeren over het bedrijvenpark als zodanig en over
deze vrij nieuwe ontwikkeling waarvan mag worden gesteld dat de be
kort- kendheid met de systematiek bij de individuele leden van de raad niet
n- groot zal zijn geweest voordat zij die nota lazen. Gelet op de besluit
vorming die in de toekomst over dit gehele project zal moeten plaats
ten vinden leek het mij gewenst in een vroegtijdig stadium de ins en outs
n- van het bedrijvenpark te etaleren, zodat u in ieder geval aan het idee
kon wennen
de- Het is inderdaad de bedoeling een onderzoek te plegen naar de
mogelijkheden om het instrumentarium dat onder andere het gemeen
tebestuur kan hanteren om vestigingskandidaten aan te trekken uit te
l0r breiden, waardoor de gehele werkgelegenheidsstructuur kan worden
n_ versterkt. De heren Veelenturf, Dees, Crul, Van Os en Von Schmid
at zijn dezelfde mening toegedaan. Het college is zeker van mening dat
hiervan een positieve invloed zal uitgaan op het vestigingsklimaat.
De heer Veelenturf en ook anderen hebben een aantal voorwaar-
!- den geformuleerd dat in de overeenkomst met betrekking tot de grond-
r- overdracht zou moeten worden opgenomen. Ik acht deze voorwaarden
aor- volkomen correct, zowel die met betrekking tot de soort bedrijven die
zich daar zullen vestigen als het inbouwen van de garanties dat men de
at verplichtingen nakomt. Dit zal nadrukkelijk in de overeenkomst worden
gesteld.
Met betrekking tot de detailhandelsfunctie moet worden gesteld
n dat de mogelijkheden voor vestiging in het bedrijvenpark niet groter
ar zullen zijn dan de mogelijkheden tot vestiging op de rest van het in-
et dustrieterrein. Dit betekent dat het totale bestemmingsplan en de voor-
ui- waarden die daarin zijn genoemd de detailhandelsvestiging moeten voor
komen; dit maakt dus geen deel uit van de overeenkomst tussen de lei-
ïeel ding van deze maatschappij en de B.R. I. M. en via deze de gemeente,
;e- maar dit is opgenomen in het bestemmingsplan.
De heer Crul heeft zich afgevraagd wat hiervan nu de bedoeling
:in- is. In het begeleidend schrijven van burgemeester en wethouders bij de
ze nota wordt voorgesteld deze voor kennisgeving aan te nemen en dat
m is inderdaad de bedoeling. Uiteraard zal die nota dan niet de kast in-
t gaan. Door de uitvoering en in zekere mate door de terminologie is er-