940 22 OKTOBER 1973 vernemen over de feitelijke plannen. Helaas bleek er niemand van deze dienst aanwezig te zijn. Graag zal ook ik van de wethouder vernemen of dut berust op een communicatiestoornis of dat het tekenend is voor de huidige situatie dat de mensen verwachten dat er vertegenwoordigers van het bestuur of van de diensten komen terwijl er niemand blijkt te zijn. Hieruit blijkt in ieder geval dat de voorlichting van de zijde van de gemeen te vooral aan het begin bij dergelijke plannen onvoldoende is. De wijkbewoners hebben ook zelf geconstateerd dat er geen kans op inspraak bestaat. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de voorbereiding van de renovaties niet juist geschiedt zodat ook het proces zelf niet goed verloopt. Steeds als de mensen bij elkaar komen om te spreken over renovatie of het opknappen van huizen komt de vraag om meer gegevens en meer inspraak naar voren. De formele pro cedure tot nu toe, namelijk twee informatie-bijeenkomsten in het begin en vervolgens schriftelijke informatie, blijkt niet te voldoen. De renovatie is niet alleen een technisch, maar vooral ook een maatschappelijk gebeuren. Het is mijns inziens daarom ook nood zakelijk dat de technische mensen uit hun "hol" komen om de mensen te ontmoeten, opdat men gezamenlijk tot een werkbare situatie komt. Hierbij is het tevens noodzakelijk dat de mensen uit de sector van het maatschappelijk werk steun verlenen. Thans lopen de mensen stuk op de ivoren toren van de gemeente. De in het voorstel genoemde modelwoning is mijns inziens geen op lossing voor een andere benadering, maar slechts een visueel hulp middel in een te laat stadium van het proces. Er zal een geheel andere begeleidingsstructuur voor het wijkgebeuren, vooral in de renovatiewijken, moeten komen waarbij de gemeente in de eerste plaats als een dienstverlenende instantie moet optreden en niet als oplegger van besluiten van bovenaf of nog hoger. Om die reden zal binnen de dienst openbare werken en andere diensten en het maatschappelijk werk een geheel andere structuur moeten worden opgebouwd ten dienste van de bewoners. Wij kunnen nu consta teren dat er voortdurend fouten worden gemaakt in alle stadia en dat men zich steeds meer afzet tegen de gemeente. Ik ben er zeker van dat de uiteindelijke procedure, indien de bewoners meer en beter bij de renovatie en het opknappen zouden worden betrok ken, sneller zou kunnen worden afgewikkeld. Graag zal ik dan ook van het college vernemen hoe het staat tegenover de problematiek binnen de renovatiewijken en de aspirant-renovatiewijken. Er wordt een duidelijke kortsluiting tussen bestuur en bestuurden gesignaleerd, althans in de ogen van de bestuurden. Voelt het college de situatie ook als zodanig aan en zo ja, wat kan daaraan worden gedaan? Wethouder VAN DUN: De hoop die het college had om via de methodiek van de modelwoning iets bij te dragen tot een dui delijke verstaanbaarheid bij degenen die betrokken zijn bij de reno vatieplannen, blijkt met name door de opmerkingen van mevrouw van Nes een illusie te zijn. Ik meen dat thans het Dijkplein aan de orde is, maar mevrouw van Nes heeft de wijk Tuinzigt aan de orde gesteld, waaruit blijkt dat de situatie die in de krant is uiteengezet tekenend is voor het geen nu gebeurt. Voorts blijkt hieruit dat er geen kans bestaat op inspraak, dat de technische mensen uit hun "hol" moeten komen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 940