22 OKTOBER 1973
943
Wethouder VAN DUN: De gemeente heeft informatiebijeen
komsten georganiseerd en informatieve gesprekken gevoerd met de
belanghebbenden en er is gecorrespondeerd. Het is geenszins de be
doeling van de gemeente niet tot een minnelijke overeenkomst te
komen, zodat de heer Brooimans ervan overtuigd kan zijn dat wij
alles zullen doen om tot een goede oplossing te geraken.
Ik kan hem niet vertellen hoe lang deze procedure zal duren,
maar adviseurs van binnen en buiten de gemeente hebben ons dui
delijk gemaakt dat de procedure via artikel 72 a van de Onteige
ningswet in ieder geval een vlotter verloop zal hebben dan een to
tale planwijziging.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel
besloten.
29. bijlage nr. 307
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE
DE BEGROTING 1974 VAN HET RECREATIESCHAP "DE BIES-
BOSCH".
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
conform het voorstel besloten.
30. bijlage nr. 308
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OM EEN
SUBSIDIE BESCHIKBAAR TE STELLEN VOOR DE VOORLICH
TING OVER DRUGS.
Tevens is aan de orde-,
2. C. m. SCHRIJVEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN
BREDA D. D. 27 SEPTEMBER 1973 AAN DE JEUGDADVIES-
RAAD INZAKE VOORLICHTING DRUGS.
De heer MENSEN: De PAK-fractie onderschrijft de noodzaak
om voorlichting te geven over het gebruik c. q. misbruik van drugs.
Als uitgangspunt hierbij geldt voor ons het advies van de commissie-
Voorlicnting Drugs van ae Jeugdadviesraad. Ik wil hieruit het vol
gende citeren: "De voorlichting over het druggebruik c.q. misbruik
dient geplaatst te worden in de context van het totale leven. Met
name de juridische en sociale aspecten zullen in een voorlichtings
programma ook aan bod moeten komen. Juist daarom zijn wij
van mening dat de door u gekozen vorm waarbij de directeur van
de G. G. en G. D. is betrokken -- los van de persoon -- niet de
juiste is. Wij menen dat zij die de eindverantwoordelijkheid dragen
zeer flexibel moeten kunnen inspelen op de veranderde normen
met betrekking tot het gebruik c. q. misbruik van drugs. De direc
teur van de G. G. en G. D. vinden wij hiervoor gezien zijn functie
binnen het gemeentelijk apparaat, waarbij hij zich vooral bezig
houdt met ae geneeskundige en gezondheidsaspecten binnen de
samenleving, niet de aangewezen functionaris. In zijn positie
moet hij binnen de juridische kaders blijven en hierdoor kan het
adequaat functioneren van de voorlichting in gevaar komen. Om
deze reden hebben wij ernstig bezwaar tegen net onder punt 2
gestelde van uw voorstel. De verantwoordelijkheid voor de inhoud
en de uitvoering van het drugvoorlichtingsprogramma moeten ons