15 NOVEMBER 1973
969
overkwam om her. maar op zijn zachtst uit te drukken en last "but not
least het plotselinge uitstel van het tijdstip waarop ik een interpellatie
zou houden de vorige maand. Voor al deze kwesties is wel een plausi
bele verklaring te vinden maar de optelsom van het geheel doet wel de
wenkbrauwen fronsen.
Ten aanzien van de eigenlijke kwestie blijf ik. bij mijn stelling
dat veel leden van de raad op 15 maart 1973 de taxiverordening het
voordeel van de twijfel hebben geschonken. Als die leden toen hadden
geweten wat zij nu weten hadden zij deze verordening nimmer vastge
steld. Mijn persoonlijke mening is voorts dat deze taxiverordening zo
wel voor de ondernemers als voor de taxichauffeurs en zeker voor de con
sument een onding is, waarvan wij alleen maar kunnen verzuchten: 'Wa
ren wij er maar nooit aan begonnen'. Wij zijn er echter wel aan begon
nen en wij moeten dan ook de vastgestelde procedure volgen. Daartoe
trek ik mijn motie die ten doel had het beroep in te trekken terug. Ik
vind de raadszaal geen plaats voor de juridische gevechten die moeten
uitmaken of deze verordening al dan niet door de wettelijke beugel kan.
Ik spreek wel de hoop uit dat de Kroon haar standpunt zorgvuldig over
weegt. Er moet een besluit genomen worden dat niet alleen dient om tot
een betere controle op het rijtijdenbesluit te komen, doch dat tevens re
kening houdt met de voorwaarden voor het. goed functioneren van het ta
xivervoer als onderdeel van het openbaar vervoer. Ten einde de Kroon
tegemoet te komen en een zorgvuldige besluitvorming te bevorderen dient
alles wat over deze kwestie hier in de raadszaal is gezegd ter kennis van
de Kroon te worden gebracht. Voor- en tegenstanders zijn aan het woord
geweest. Mensen met. inzicht in de plaatselijke situatie hebben hun stem
laten horen. Als gevolg van een en ander heb ik een nieuwe motie opge
steld die als volgt luidt:
'De gemeenteraad van Breda,
in vergadering bijeen op 15 november 1973,
gehoord de debatten rond de raxiverordening Breda,
overwegende dat gedeputeerde staten aan deze verordening hun
goedkeuring hebben onthouden en dat het college van burgemees
ter en wethouders hiertegen beroep heeft aangetekend bij de Kroon,
is van mening dat de Kroon kennis neemt van de genuanceerde me
ningsvorming in de raad van Breda,
en verzoekt derhalve het college de raadsnotulen met betrekking
tot deze verordening ter kennis te brengen van de. Kroon,
met het verzoek deze als bijlage bij het beroepschrift te beschou
wen',
Het betreft hier de notulen van de raadsvergaderingen gehouden in
het najaar van 1972, in maart 1973, oktober 1973 en november 1973.
Ik neem aan dat tegen deze motie weinig bezwaren kunnen worden aange
voerd. Wat mij betreft is de discussie hiermee gesloten.
De heer VEELENTURFs Toen de heer Sandberg in de vorige raads
vergadering een motie inzake de taxiverordening indiende hebben enigen
van mijn fractiegenoten en ikzelf daarmee instemming betuigd. Ik kom
hierop nu terug, niet omdat ik het nu eens zou zijn met het college dat
een taxiverordening nodig is maar omdat, de gemeenteraad zoals de wet
houder terecht opmerkte, de bevoegdheid tegen door gedeputeerde staten
gedane uitspraken in beroep te gaan aan het college heeft gedelegeerd.
Overigens kan men zich wel afvragen of dit artikel van de Gemeentewet
in deze tijd van inspraak en informatie wei zo stringent moet worden toe
gepast. Dit artikel moet misschien wel een wijziging ondergaan.
Ik beb er geen behoefte aan het beroepschrift van het college te