970
15 NOVEMBER 1973
bekritiseren. Wel wil ik een paar opmerkingen over de taxiverordening
maken. Ik kan niet aan de indruk ontkomen dat het initiatief tot deze
verordening bij één particulier bedrijf vandaan komt. Dit bedrijf dat het
enige taxibedrijf in Breda is heeft gedreigd zijn activiteiten te stoppen
volgens de notulen van 15 maart jongstleden; nadat het geconsta
teerd heeft dat een aantal huurautobedrijven in Breda het rijtijdenbesluit
zou hebben overtreden". Dit zou van bijzondere invloed zijn op de ren
tabiliteit van dit taxibedrijf. Het betreffende bedrijf heeft de huurauto
adviescommissie over deze zijns inziens kwalijke zaak in de arm geno
men en de meerderheid van die commissie kwam alras tot de conclusie
dat een taxiverordening in Breda het taxiwezen zou redden, dit bedrijf
winstgevend zou maken en de overtreding van het rijtijdenbesluit zou
uitsluiten, daar controle daarop aanzienlijk zou worden vereenvoudigd.
Waaruit bestaat die huurauto-adviescommissie? Deze commissie kent
een voorzitter, een secretaris, een gemeente-ambtenaar, beiden het pu
bliek vertegenwoordigend, twee huurauto-ondernemers aangesloten bij
de Federatie van Nederlandse organisaties van personenvervoer, de eni
ge taxi-ondernemer van Breda en twee taxichauffeurs, werkzaam bij het
taxibedrijf, die namens de georganiseerde werknemers zitting hebben.
Het is duidelijk dat de vertegenwoordigers van de huurauto-ondernemers
in de minderheid zijn ten opzichte van het taxibedrijf. Dit speelt met
name wanneer het op de meningsvorming aankomt. Vandaar ook het po
sitieve advies van deze commissie inzake de taxiverordening.
Het bevreemdt mij dat dit taxibedrijf, ondanks het feit dat het
slechte economische resultaten in Breda zou behalen, ondanks de oneer
lijke concurrentie die het zou ondervinden en ondanks het dreigement
dat het zich zal opheffen, toch een extra rijvergunning aanvraagt. Deze
vergunning kan immers alleen verleend worden wanneer de noodzaak
daartoe en de rentabiliteit daarvan duidelijk kunnen worden aangetoond.
Dat kan ik niet volgen. Is de situatie dan wellicht niet zo slecht als men
doet voorkomen? Over deze taxiverordening is nu wel het meeste gezegd.
Alle voor- en tegenstanders zijn aan bod geweest. Mijn mening is niet
gewijzigd waar u overigens niet naar vraagt. Vanuit die gedachte en van
uit de overweging hoe de uitspraak van gedeputeerde staten luidde ben
ik ergens toch wel gelukkig met het feit dat het college een beroep heeft
ingediend. Ik heb namelijk sterk de indruk dat ook de Kroon afwijzend
zal beschikken en dat is nu juist wat de meerderheid van de betrokkenen
in Breda wenst.
De heer VAN OS: De wethouder gehoord hebbend moet ik toegeven
dat hij zij het slechts formeel wel gelijk heeft. Het is echter wel onver
standig dat bij een dergelijke kwestie de raad niet eens wordt gepolst.
Gedeputeerde staten hebben immers om bepaalde redenen geweigerd een
besluit van de raad aoed te keuren. Zoals ook in de motie van de vori
ge keer is vermeld acht ik het onverstandig dat het college op deze wij
ze heeft gehandeld. Ik hoop dat een dergelijke handelwijze in de toe
komst kan worden voorkomen.
De heer SPANJER: Het doet mij genoegen dat de heer Sandberg toe
geeft dat de door het college gevolgde procedure juist is. Ik zou dat van
avond ook allereerst hebben willen opmerken. De heer Sandberg houdt
echter nog wel vast aan de gedachte dat dit raadsbesluit slechts met een
meerderheid van één stem is aanvaard. Naar mijn mening is dat nu juist
een verkeerd uitgangspunt want ik geloof dat wij er niet aan moeten be
ginnen een raadsbesluit af te wegen aan de hand van het aantal stemmen.
Wij zouden dan een kwalificatie-label aan onze raadsbesluiten gaan han-