972
15 NOVEMBER 1973
voegen heeft het college geen enkele behoefte aan zijn motie maar wil
het eenvoudig de toezegging doen dat de Kroon als bijlagen van het be
roepschrift de notulen van de door de heer Sandberg genoemde raadsver
gadering zal aantreffen. Het college moet in staat worden gesteld dan
tevens het schrijven van de Vervoersbonden N. V. V. enN.K.V. als bij
lage bij de raadsdiscussies en bij het beroepschrift aan de Kroon te doen
toekomen. Wat de heer Sandberg in zijn motie vraagt is hem derhalve
op voorhand door het college toegezegd.
De VOORZITTER: Ik wil nog een paar conclusies trekken en stel
allereerst vast dat de motie van 18 oktober 1973 door de heer Sandberg
en de mede-ondertekenaars is ingetrokken en vervolgens dat het colle
ge heeft toegezegd de genuanceerde meningen zoals deze tot uitdrukking
zijn gekomen c. q. zullen komen in de notulen van de raadsvergaderingen
van november 1972, maart 1973, oktober 1973 en november 1973 ter ken
nis van de Kroon te zullen brengen. Men kan daar dan kennis van nemen
en daar eventueel rekening mee houden indien men dat wenst. Hiermee
kan de motie van de heer Sandberg ais overbodig worden aangemerkt. In
dien hij dat met mij eens is kan het debat hiermee worden afgesloten.
4a. INTERPELLATIE VAN DE HEER AMERICA.
De VOORZITTER: Bij het begin van de vergadering heb ik gezegd
dat na de interpellatie van de heer Sandberg de interpellatie van de heer
America zou plaatsvinden. Inmiddels heeft de raad toestemming tot het
houden van deze interpellatie gegeven terwijl ook aan de andere forma
liteiten is voldaan.
Indien de heer America daarmee instemt zal het college nu eerst
het antwoord op zijn vragen geven.
Wethouder DE RAAFF: De vragen van de heer America zijn gesteld
in het kader van een interpellatie en derhalve dient ook de "beantwoor
ding volgens de regels van een interpellatie plaats te vinden. Het gaat
hier om een verantwoording van het al dan niet gevoerde bestuur ten aan
zien van de toepassing van het door de gemeenteraad vastgestelde alge
mene ambtenarenreglement.
De eerste vraag van de heer America luidt als volgt: 'Hebben de
desbetreffende ambtenaren advies ingewonnen c. q. toestemming gevraagd
van het college van b. en w. met betrekking tot het gaan vervullen van
deze functies?'. Het antwoord daarop is ontkennend.
De tweede vraag van de heer America is: 'Is het college niet van
mening dat deze functies bij de C. D. A. onverenigbaar zijn met hun amb
telijke functies?'. Deze vraag vereist een wat uitgebreider antwoord. Het
gaat hier om het vervullen van functies door ambtenaren in een politieke
groepering. Het college van b. en w. is van mening dat iedere burger,
ook de ambtenaar, het recht heeft zich te verenigen. Het grondwettelijk
recht tot vereniging kan tot gevolg hebben dat men in de desbetreffende
vereniging een bestuursfunctie vervult. Aan dat recht wil het college van
b. en w. niet tornen. Uiteraard gaan wij er hierbij van uit dat de ambte
naar zich zal houden aan de artikelen F1 en F3 van het algemeen amb
tenarenreglement. Artikel F1 zegt: 'De ambtenaar is gehouden zich te
gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt', terwijl artikel F3 luidt:
'De ambtenaar is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in of in
verband met zijn betrekking ter kennis is gekomen'. Wij nemen derhal
ve aan dat de ambtenaar zelf de nodige prudentie zal betrachten en dat
hij van zijn wetenschap als ambtenaar geen politiek gebruik zal maken