15 NOVEMBER 1973 983 mijn raadslidmaatschap was ik verantwoording schuldig aan het bestuur van de K, V. P, Nu is er sprake van een vorm van samenwerking tussen drie partijen en het is dan ook duidelijk dat men aan die gezamenlijke drie partijen verantwoording moet gaan afleggen. Wat zoiets betekent wordt het duidelijkst wanneer wij naar de heer America kijken. Gedu rende vier jaar was hij altijd verantwoording schuldig aan de K. V. P. Als het op deze manier doorgaat vindt men in deze partij een vrijheid van handelen die men nergens elders aantreft.' Op het moment hebben wij met het oog op de energiebesparing een autoloze zondag. Het zou mij een genoegen zijn als wij eens een motieloze en interpellatieloze raadsvergadering zouden kunnen mee maken met het oog op de besparing van geestelijke energie; De VOORZITTER: U veroorlooft zich vanavond allerlei vrijheden en het is een betrekkelijk vrolijke avond. Wi] moeten ons echter tot de interpellatie beperken en ik verzoek u daarover te debatteren. De heer VON SCHMID: Niemand ontkent dat de ambtenaren het recht hebben partij te kiezen en in een politieke partij een bepaalde rol te spelen. Uiteraard is hier nu iets aan de orde gesteld dat in de praktijk al in vele vormen aanwezig was en sommigen vinden het verkeerd dat dit in de openbaarheid is gekomen. Ik vind de hele discussie dan ook uitermate verwarrend. Voor mij blijft er toch een gevaarlijke tendens bestaan. Sprekend vanuit een totale democratie gebruikt men termen -- ik verbaas mij erover dat de heer America die bezigt -- waaruit blijkt dat men zich afvraagt op welke wijze men kan controleren of die amb tenaren hun twee functies uit elkaar weten te houden. Er zijn inderdaad staten waar dergelijke zaken gecontroleerd worden maar ik ben er blij om dat een dergelijke controle in Nederland niet bestaat. Wij kunnen hier uitgaan van het feit dat een ambtenaar die een dergelijke positie gaat innemen bij zijn eigen geweten te rade gaat en zelf uitmaakt of hij deze functies kan verenigen. Indien hij dat niet kan zal hij weggaan of zal het artikel in werking treden waarover reeds is gesproken. De heer JANSEN: Ik ben van mening dat er voldoende mogelijk heden tot ingrijpen zijn indien dat noodzakelijk mocht zijn. De wethou der meent dat het 'méér-petten'-probleem niet in een interpellatie thuis hoort. Waar hoort een dergelijk probleem dan wel thuis? Ik ga akkoord met de punten 1, 2 en 3 van de motie van de heer America doch ik ben tegen hetgeen daarna wordt gesteld. Als hij deze laatste zinsneden zou laten vervallen zou de motie overbodig zijn en dat zal hij wel niet wil len. Ik zal dan ook tegen de motie stemmen. De heer CRUL: De heer Dees heeft de kwestie vanuit de verkeerde hoek benaderd. In een interruptie van de heer America stelt hij dat de verantwoordelijke instantie in dezen in feite de K.V. P. -ledenvergade ring is. Wij spreken hier echter als leden van de gemeenteraad van Bre da en als zodanig zijn wij verantwoordelijk voor het functioneren van het gemeentebestuur, inclusief het ambtenarencorps. Men moet de kwestie van die zijde benadelen. De heer DEES: Nu haalt de heer Crul wel twee dingen door elkaar. Men moet een tweetal punten onderscheiden, te weten ten eerste het deel nemen van ambtenaren aan politieke organen waarover gesproken kan wor den en ten tweede de wijze waarop de C.D. A. een bepaalde structuur op zet. Dat is iets heel anders en daar hebben wij niets mee temaken, want

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 983