984
15 NOVEMBER 1973
dat is een kwestie die de K. V. P. -leden zelf aangaat zoals ik reeds heb
betoogd.
De heer CRUL: Daar ben ik het mee eens. Vanavond zijn beide
punten besproken maar in feite gaat het om het functioneren van het
gemeentebestuur. Er kunnen nu situaties ontstaan die voor alle betrok
kenen gevaarlijk zijn en wij moeten daarover spreken. Daarom heb ik
de motie van de heer America ook gesteund.
De heer VAN DUIJL: Dit debat heeft al lang genoeg geduurd en ik
zal dus heel kort zijn. Het was nauwelijks te verwachten dat wij de mo
tie van de heer America zouden kunnen steunen. In de motie van de heer
America staan vrijwel dezelfde punten als in het ambtenarenreglement
zodat wij er totaal geen behoefte aan hebben.
De VOORZITTER: Heeft de eerst verantwoordelijke in ons college
nog iets te zeggen naar aanleiding van de discussies in tweede termijn?
Wethouder DE RAAFF: Wij moeten toch over de motie spreken en
ik stel voor de vergadering even te schorsen.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor enige minuten.
SCHORSING
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De beraadslagingen
over punt 4a worden hervat. Het college zal nu antwoorden op hetgeen
in tweede termijn naar voren is gekomen met name met betrekking tot
de motie ingediend door de heer America en vijf andere leden van de
raad.
Wethouder DE RAAFF: Het kernprobleem van de heer America is
gelegen in de onverenigbaarheid van de verschillende functies. Het col
lege is van mening dat een dergelijke onverenigbaarheid moet blijken
en niet van te voren verondersteld kan worden. De heer America vraagt
hoe controle kan worden uitgeoefend en hoe misbruik kan worden gecon
stateerd. Een algemene rechtsregel stelt dat goede trouw moet worden
verondersteld en kwade trouw moet worden bewezen. In dit geval is dat
nog niet vastgesteld.
Over de punten 1, 2, 3 en 4 van de motie hebben wij vanavond
reeds uitvoerig gesproken en in feite is hier sprake van het intrappen van
open deuren. In de volgende alinea wordt het college verzocht, over de
ze aangelegenheid met. betrokkenen in overleg te treden en dat gaat het
college te ver. In ons betoog hebben wij gesteld dat wij niet vooraf doch
achteraf wanneer dat nodig mocht blijken zullen ingrijpen waartoe ar
tikel F10 ons de mogelijkheid biedt. Voorts moeten wij op grond van de
laatste alinea van de motie de raad ontraden deze motie te aanvaarden.
Vervolgens wordt de motie van de heer America in stemming ge
bracht en met 27 stemmen tegen en 7 stemmen voor verworpen.
TEGEN stemmen de heren Mans, Broeders, Nihot, Taks, Van Dun,
Froger, Van Banning, Van Duijl, Gielen, Jansen, Veelenturf, Geene,
Kroon, Spanjer, Van den Wijngaard, Brooimans, Van Caulil, Goos, Van
Loon, De Raaff, Kramer, Von Schmid en Van Graafeiland, mevrouw Van-
Rooij-Van den Heuvel, de heren Dees, Biemans en Sandberg.