15 NOVEMBER 1973 987 punt toch wel enige klaarheid te komen vooral omdat het hier om een opdracht van de overheid gaat. Ik geloof niet dat ik buiten mijn boek je ga indien ik wijs op de overigens u allen wel bekende waardering van de positie van de architect in Nederland. Het is een beetje typische si tuatie want er bestaat een soort driehoek gevormd door de opdrachtge ver, de architect en de aannemer. De architect vervult een functie die er tussen in ligt en na het ontwerpen en gereedmaken van de plannen vervult hij een controlerende functie. Nu wordt hier gesuggereerd dat er vier -- naar ik aanneem onafhankelijke -- architecten zouden zijn uitgenodigd. Dat is helemaal niet waar want er zijn twee architecten bureaus en twee maatschappijen, te weten de Heidemaatschappij en de Grontmij, uitgenodigd. Verderop in het stuk vraagt iemand of hier sprake is van een iogenaamd 'turn-the-key-project' hetgeen bevestigend wordt beantwoord. Dit is echter een heel essentieel punt want het is heel iets anders of men een dergelijke opdracht aan een zogenaamde ontwik kelingsmaatschappij of aan een architect geeft. De mensen hebben ook gevraagd of het nu een prijsvraag was of niet. Het is beslist geen prijs vraag. In ons vak zou men het een meervoudige opdracht noemen maar het was geen meervoudige opdracht aan gelijkwaardige personen die deel namen aan een competitie. Men kan immers ontwikkelingsmaatschappijen i. c. de Heidemaatschappij of de Grontmij, niet met een onafhankelijk architectenbureau vergelijken. Ik vind het dan ook bezwaarlijk dat dit aldus is geformuleerd. Ik kom nu meteen bij het punt dat mij erg verdriet. In december 1971 heb ik gestreden voor het verkrijgen van prijsvragen hetgeen de wethouders Van Dun en Mans zich nog wel heel goed zullen herinneren. Ik zal niet verder in de historie duiken want ik wil geen oude koeien uit de sloot halen. Wél heb ik toen de belofte gekregen -- trouwens niet al leen ik maar ook de heren Van Merkom die er nu niet is, Von Schmid en Elich, de directeur van openbare werken, waren daarbij aanwezig dat er een prijsvraag zou worden uitgeschreven zodra er een passend ob ject zou zijn. Bij voorbaat wijs ik een antwoord.dat het hier om een ty pisch technisch geval en dergelijke ging dat haast had,af want dat is het probleem helemaal niet. Er had een normale prijsvraag volgens de in de Nederlandse Bond van Architecten gebruikelijke spelregels kunnen wor den uitgeschreven en men had daarbij op de beperkte tijd kunnen wijzen. Er zouden dan zeker competente mensen met een plan gekomen zijn en er zou dan een faire competitie zijn geweest. De competitie die nu heeft plaatsgevonden vind ik niet fair, ook niet ten opzichte van de derde ar chitect. Het is niet behoorlijk een man die ergens een min of meer ana loog project heeft gemaakt waaraan hij een boterham heeft verdiend om het maar eens grof te zeggen toe te staan mee te doen onder beding dat hij als zijn plan niet wordt aanvaard niets zal krijgen. Deze handelwij ze past de overheid niet. Misschien zal straks worden geantwoord dat niet de overheid de aanbesteding heeft gedaan. Laten wij daar maar niet over discussiëren want dan zouden wij bijna weer terug zijn bij de dis cussie die aan het begin van deze avond is gevoerd. Deze kwestie is zo nauw met ons bestuur verweven dat het in feite toch wel de gemeente was die alles organiseerde. Kort samengevat vraag ik u een volgende maal een prijsvraag uit te schrijven en duidelijk te maken dat er een groot onderscheid is tus sen aannemings- of ontwikkelingsmaatschappijen enerzijds en particu liere architecten anderzijds. Wanneer bij de overheid dit onderscheid gaat vervagen zal een dergelijke vervaging steeds meer toenemen en dit is niet in het belang van de bouwvak en andere aanverwante vakken. Hoe stelt het college, nu de gemeente de opdrachtgever is, zich voor de-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 987