21 NOVEMBER 1974 1005 en dat daarop allerlei bijgebouwen kunnen worden geplaatst. Er staat tevens dat deze percelen een tuin- en erffunctie hebben. Als wij kijken naar de voorschriften inzake de bebouwingsmogelijkheid zien wi j dat de maxima nogal aan de hoge kant zijn. Men kan bouwen tot een hoogte van drie meter en ook de maxima ten aanzien van de oppervlakte zijn niet gering. De grootst mogelijke oppervlakte bedraagt namelijk 50 vier kante meter en er is zelfs een mogelijkheid tot uitbreiding tot 75 vier kante meter. Het gaat dus kennelijk niet om kleine schuurtjes, maar om grotere gebouwen en wij vragen ons dan ook af waarom deze facilitei ten -- ruimere bestemming dan alleen wonen en bouwmogelijkheden -- aan deze villabewoners worden geboden, terwijl dit plan al niet con form de oorspronkelijke sociale doelstelling is opgezet. Naar onze me ning vindt hier een onrechtvaardige bevoorrechting van een elitegroep plaats, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht. Kwantitatief in de vorm van ruimtebeslag, kwalitatief door middel van de reeds geme moreerde faciliteiten. Daar komt nog bij dat blijkens de toelichting bij dit plan de aankoop van deze percelen door de villabewoners betekende dat de betreffende gronden aan het oorspronkelijke agrarische gebruik werden onttrokken. Naar onze informatie is daarvoor niet middels een normale wijzigingsprocedure van het bestemmingsplan goedkeuring ver kregen, want de eigenaren van de woningen aan het Schalkenveld die deze stukken ferond kochten waren geen agrariërs. Zij hadden ook niet het oogmerk om ter plaatse een agrarisch bedrijf te gaan beginnen,maar kennelijk wil men deze situatie nu legaliseren. Wij vinden dit echter onjuist; het is even onjuist als wanneer burgerwoningen, die illegaal in een agrarisch gebied zijn gebouwd, naderhand toch maar geaccepteerd worden. Als de bedoeling van het plan Effenseweg 1964 ook de bedoe ling is van dit plan Effen 1974 en de bedoeling van het bestemmingsplan landelijk gebied, waarmee het plan Effen 1974 in harmonie moet zijn, mag het vrijwaren van het buitengebied voor burgerwoningbouw als één van de belangrijkste doelstellingen worden gezien. Er dienen dus strin gente regels te worden opgesteld om dat te voorkomen. Naar onze me ning moeten deze achtererven, die oorspronkelijk een agrarische func tie hadden, dan ook niet worden getolereerd, anders vindt een naar on ze smaak ontoelaatbare penetratie van de burgerwoningbouw plaats.Wij zouden ook graag de grondprijzen van deze percelen willen weten,waar op nu eventueel de bestemming "achtererven" zal komen te liggen. In dit verband willen wij ook weten of de agrariërs, wier land door de op rukkende villabouw wellicht te klein werd om er goed op te kunnen boe ren, gedwongen waren tot verkoop. Had dit wellicht invloed op de prijs die zij konden vragen? Hoe hoog worden de grondprijzen getaxeerd nu de grond reeds aan de villabewoners toebehoort? Over dit verschil zou den wij gaarne geïnformeerd willen worden. Ten slotte moet ten aanzien van het punt "achtererven" nog het volgende worden opgemerkt. In de toelichting staat dat er geen bezwaar tegen deze achtererven is omdat het hier maar randbebouwing betreft. Zowel uit het preadvies -- tweede alinea pagina 1 -- als uit de toelich ting op het bestemmingsplan landelijk gebied -- pagina 24 -- blijkt ech ter dat toekomstige woonbebouwing tussen het Schalkenveld en de Hoen derparkweg niet uitgesloten wordt geacht. De term "randbebouwing" is dan ook naar onze mening prematuur en het argument "het is maar rand bebouwing" lijkt ons niet op zijn plaats. Alvorens ons definitieve standpunt mede te delen zouden wij graag antwoord op de door mij gestelde vragen ontvangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1005