m i 1006 21 NOVEMBER 1974 Wethouder VAN DUN: Ik heb de indruk dat wij in bepaalde opzich ten de vergadering van de commissie ruimtelijke ordening dunnetjes aan het overdoen zijn» Dat mag misschien ook geen bezwaar zijn„ Het is het college inderdaad bekend dat aan het Schalkenveld geen agrariërs wonen en voorts meen ik de raad te mogen meedelen dat het bijeenbren gen van rustende agrariërs achterhaald is„ Dat doet niets af aan het feit dat bij de vaststelling in 1964 van het bestemmingsplan Effenseweg ge dacht is aan de mogelijkheid dat agrariërs, die hun bedrijf moesten be ëindigen, ter plaatse rustig verder zouden kunnen leven. Die doelstel ling is niet gerealiseerd. Als de heer Houben naar de reden daarvan vraagt kan ik hem naar het preadvies verwijzen; gebrek aan belangstelling heeft niet tot de realisatie van de doelstelling geleid. Over de vraag of de grondprijs daarbij een rol heeft gespeeld durf ik op dit moment geen ex pliciete uitspraak te doen. De toenmalige raad heeft dit plan in 1965 vastgesteld en het is duidelijk dat toen ook een exploitatie-opzet door de raad is goedgekeurd. Ik durf nu gewoon niet te zeggen of de grond prijzen tot het niet-realiseren van deze doelstelling hebben geleid of dat de maatschappelijke gedachten over het wonen zijn veranderd. De gemeente is een andere gedragslijn gaan volgen en in Effen is een villa- en bungalowbebouwing tot stand gekomen. Moeten wij dit nu erg vinden? Voor de door de heer Houben vertegenwoordigde fracties heeft de villabouw in Breda geen prioriteit, maar ik geloof dat het een stad als Breda niet misstaat wanneer wij enerzijds een bijzonder grote nadruk leggen op de sociale woningbouw terwijl wij er anderzijds met het oog op een goed leefklimaat ook voor zorgen dat er voldoende ruim te beschikbaar blijft voor bungalow- en villabebouwing. De heer CRUL: Zeu de wethouder kunnen uitleggen waaraan hij ontleent dat er behoefte aan villa- en 'bungalowbouw zou bestaan? Bij wie bestaat die behoefte? Wethouder VAN DUN: Dat is niet zo'n probleem. Als de heerCrul op de hoogte gesteld wil worden van de vraag naar villabouw in Breda wil ik daar best met hem over praten. Wij hebben in Breda sinds jaren een apert tekort aan terreinen voor villa- en bungalowbebouwing.dat is een feit. Men kan dan wel zeggen dat men deze bebouwing niet als een prioriteit beschouwt, maar ik meen te mogen stellen dat voor een evenwichtige opbouw van een stad met een centrumfunctie als Breda naast sociale woningbouw evenzeer villa- en bungalowbebouwing gerealiseerd zal moeten worden. Bij het ontbreken van belangstelling bij agrariërs in ruste voor de percelen in Effen vind ik het niet onvertoonbaar dat ge noemde percelen langzamerhand geschikt zijn gemaakt voor villabouw. De heer CRUL: Mag ik de woorden van de wethouder zó vertalen dat hij de sterke schouders, die hij in Breda aanwezig ziet, nóg sterker wil maken door nóg meer van ons beperkte grondgebied voor villabouw ter beschikking te stellen dan nu al het geval is? Wethouder VAN DUN: De interrupties van de heer Crul beginnen hoe langer hoe interessanter te worden, want zijn woorden over sterke schouders zijn natuurlijk je reinste flauwekul, Dat is het moedwillig op roepen van misverstanden in deze raad en zeker daarbuiten. In deze op tiek moet het de heer Crul duidelijk zijn dat in Effen niet te sturen is omdat het laatste perceel verkocht is. Er wordt niet gestuurd, er wordt geen bepaalde politiek gevoerd, ik verklaar alleen maar dat het, wan neer aan de oorspronkelijke doelstelling niet tegemoet gekomen kan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1006