21 NOVEMBER 1974
1007
worden, bijzonder reëel is dat wij in het totaal-conglomeraat van de
Bredase situatie zorgen voor villabouw in Effen, Het college vindt dit
niet onvertoonbaar en zelfs gezond. Wij kunnen er niets meer aan ver
anderen, de kwestie heeft zich voltrokken en dat wilde ik eigenlijk ook
tegen de heer Houben zeggen.
De heer BECKERS; Ik wil nog even wijzen op een klein probleem
dat door de heer Houben is aangesneden. De wethouder geeft toe dat hij
niet meer kan sturen, dat zijn macht te kort schiet, maar in het verle
den heeft hij op basis van het oorspronkelijke bestemmingsplan alle ju
ridische en bestuurlijke macht gehad om de oorspronkelijke doelstelling
te realiseren. Waarom heeft hij toen die machtsmiddelen niet gebruikt
om de huidige situatie te voorkomen?
Wethouder VAN DUN: Als deze uitdaging tot mij persoonlijk is ge
richt kan ik de heer Beckers beter verwijzen naar zijn partijgenoten die
deze portefeuille vóór mij hebben gehanteerd,'
De heer BECKERS: Dat grapje kennen wij nu zo langzamerhand wel.
Wethouder VAN DUN; Dat is geen grapje, het is realiteit'
De heer BECKERS: Dan zou ik de wethouder concreet willen vra
gen waarom hij in zijn ambtsperiode niet heeft voorkomen dat een der
gelijke situatie is ontstaan.
De VOORZITTER: Op die manier komen wij er niet uit. De heer
Van Dun gaat nu gewoon door met de beantwoording van de vragen.
Wethouder VAN DUN: Als de voorzitter er geen bezwaar tegen heeft
wil ik toch wel even op die laatste opmerking ingaan. De heer Beckers
is bij deze vergadering" wat later binnengekomen en misschien heeft hij
zijn oren ook bij mijn betoog wat later opengezet. Ik heb duidelijk te
gen de raad gezegd dat de verandering in doelstelling dit college niet
onvertoonbaar voorkomt. Dit college heeft er geen bezwaar tegen dat
in Effen, bij gebrek aan belangstelling van rustende agrariërs, villabouw
is gerealiseerd.
De heer CRUL: Het is ook een rechts college, dus zo verwonderlijk
is dat niet.
Wethouder VAN DUN: De politieke kleur is natuurlijk niet afhan
kelijk van de opmerkingen van de heer Crul,
Ik heb geprobeerd de interrupties en de eerste twee vragen van de
heer Houben te beantwoorden. Hij vraagt zich af of het niet bereiken van
het gestelde doel misschien verband houdt met te hoge grondprijzen. Ik
heb duidelijk gezegd dat ik dit niet weet. Wij zijn van mening dat de
huidige villa- en bungalowbebouwing geen onvertoonbare aangelegen
heid is en het mag de raad bekend zijn dat Breda op het ogenblik kampt
met een groot tekort aan terreinen voor villa- en bungalowbebouwing.
Met het oog op de evenwichtige opbouw van onze centrumstad moeten
wij zowel voor sociale woningbouw als voor villa- en bungalowbouw zorg
dragen.
De derde vraag van de heer Houben betreft de ruimere bestemming
van de achtererven. Ik geloof niet dat wij in dit verband over een aan
tasting van de agrarische functie mogen praten, want de achtererven val-