21 NOVEMBER 1974 1015 en wethouders betrekking heeft en ik hoop niet dat dit zich regelmatig zal gaan herhalen. Wanneer het betoog op Het Ei is toegespitst is het wel weer begrijpelijk, maar er zit zoveel algemene argumentatie in dat dit vraagstuk beter eerst intern kan worden bekeken. Vanzelfsprekend zal een en ander in de commissie algemene zaken aan de orde worden ge steld, maar het gaat mij bepaald te ver om de heer Beckers zo vanach ter de tafel uit te nodigen een inspraakproject vast te stellen. Ik vind dat wij dat ten aanzien van dit voorbereidingskrediet voor Het Ei niet moeten doen en dat rustige bezinning in de commissie algemene zaken, zo dat nog nodig wordt geacht, op haar plaats zou zijn. Het komt mij gewoon ongewenst voor iets dergelijks ineens vast te stellen. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik zou aan uw woorden nog kun nen toevoegen dat bij dit project haast geboden is. Dat onderkent ieder een en het vaststellen van een inspraakproject zou uiteraard vertragend werken op de uitvoering van de totale reconstructie. De heer BECKERS: Het interne beraad in het college heeft geen enkele zin meer, want de heer Van Graafeiland heeft zijn standpunt al bepaald. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Deze aanvulling op hetgeen de voorzitter heeft gezegd heeft slechts betrekking op Het Ei en op wat in dat kader reeds naar voren is gebracht. Op zichzelf ontmoet het onderhavige voorstel niet zoveel bezwa ren, maar het heeft wel aanleiding gegeven tot het "uitpakken" overeen onderwerp van algemene strekking. Een aantal opmerkingen van de heer Beckers zou ik uit het geheel willen lichten. Hij heeft een aantal pun ten naar voren gebracht waaruit de participatie van de bevolking zou moeten blijken en hij heeft gesuggereerd hoe dit geregeld zou kunnen worden. Hij heeft gesproken over emotionele betrokkenheid, kennis van wat er leeft en het betrekken van ambtelijke deskundigen bij de aange legenheid. Dan vindt er een merkwaardige ommezwaai in zijn stelling- name plaats: hij stelt dat de volgorde door dit college wordt omgedraaid en dat de deskundigheid voorop wordt gesteld. Naar mijn mening is er in deze participatiegedachte, met de aspecten waarvan ik het overigens volkomen eens kan zijn, totaal geen volgorde te ontdekken en dit argu ment kan dan ook niet worden gebruikt. De heer BECKERS; Ik geloof toch dat de heer Van Graafeiland mij verkeerd heeft begrepen. Ik heb vier punten genoemd en de laatste voor waarde was een deskundige begeleiding vanuit het ambtelijk apparaat. Dat vind ik belangrijk, maar het is het enige dat in de tot dusverre, door het college ontwikkelde visie plaatsvindt en daar heb ik bezwaar tegen. Ik zal er straks in tweede termijn nog wat nader op ingaan. De VOORZITTER; Het is de bedoeling dat interrupties kort en krach tig zijn. Ik merk dat de heer Beckers daar pogingen toe doet, maar hij slaagt er nog niet helemaal in. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Mijn antwoord op de interruptie is zo kort dat ik helemaal niets zeg. Ik ga door met de kwestie van inspraak en participatie. De geluk kige omstandigheid doet zich voor dat in opdracht van de dienst jeugd en sport enige maanden geleden een onderzoek is gestart naar de bele vingswaarde van Het Ei in Breda. De vraagstelling in dat onderzoek is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1015