1024 21 NOVEMBER 1974 ving en vind ik het heerlijk mensen te ontmoeten die erg veel van hun werk houden, voor wie dit werk deel uitmaakt van hun mens-zijn. Uit alles wat men over Proloog leest blijkt duidelijk dat de medewerkers van hun werk houden; zij hebben het zelf zo gevormd en het is hun product. De heer Wagener van het Centrum van het Internationaal Theaterinsti tuut, dat geliëerd is aan Unicef, zegt -- en ik acht helemaal geen gron den aanwezig om aan zijn uitspraak te twijfelen "Op het gebied van het educatief theater, dus in het randgebied tussen vorming en kunst,ne men wij echter een belangrijke, zo niet de belangrijkste plaats in, me de of alleen door het baanbrekende werk van Proloog". De heer Wage ner zegt dit, sprekende over de invloed die Nederland op het wereldthea ter uitoefent. Nu Eindhoven per 1 september 1974 geen subsidie meer aan Pro loog verstrekt terwijl Tilburg niet bereid bleek Proloog in de overgangs periode te subsidiëren en het voorstel van gedeputeerde staten van Noord- Brabant, om Proloog tijdens de overgangsperiode extra te subsidiëren,door provinciale staten niet is aanvaard, wordt ons gevraagd ons standpunt te bepalen ten aanzien van de toneelwerkgroep Proloog. Wij willen het ver keerde preventieve middel niet pakken. Groter groeien met onze bijdra ge zal moeilijk zijn en is dat ook nog wel nodig? Wij hopen dat ons ak koord gaan met dit voorstel mede bepalend kan zijn voor een aantal an dere beslissingen, die de rechtszekerheid van de medewerkers van Proloog in ieder geval veilig stellen tot september 1977. De heer GIELEN; Namens een gedeelte van de C. D.A. -fractie kan ik u het volgende mededelen. In augustus van dit jaar werd door de raad een motie aangenomen, ingediend door mevrouw Paulussen. Momenteel wordt ons verzocht de subsidie aan Proloog voort te zetten tot 1 septem ber 1977. De afwijzingen van de andere gemeenten in Noord-Brabant waren onder andere op de volgende argumenten gebaseerd: Proloog is van zijn doelstelling afgeweken, Proloog werkt indoctrinerend, er bestaat geen behoefte meer aan, het slaat bij de jongeren niet meer aan. Tot op heden is door minister Van Doorn echter nog geen duidelijke uitspraak gedaan ten aanzien van de subsidiëring van Proloog. Toch is dit alles bij vele jongeren in discussie; vele jongeren in Breda hebben behoefte aan de toneelgroep Proloog. Wij kunnen ons afvragen of een andere doel stelling wel juist zou zijn. Persoonlijk ben ik van mening dat het mo gelijk moet zijn. Laat ons deze subsidie aan Proloog geven. Geef deze jonge mensen voorlopig de kans tot september 1977 door te gaan. Onder tussen zal ongetwijfeld een uitspraak door de minister worden gedaan en mogelijk kunnen wij dan reageren op hetgeen hij heeft gezegd. Ik vind dat wij moeten afwachten; er zal een nota komen en het subsidiënten- overleg zal daarover gaan discussiëren. Ik vraag u nogmaals; geef Pro loog de gelegenheid zich op zijn manier te ontplooien. Een aantal C.D.A. - leden gaat gaarne met uw voorstel akkoord. De heer VAN BANNING; Ik ben het volkomen met de heer Hendrik- sen eens wanneer hij zegt dat het mogelijk moet zijn over de dingen te discussiëren en dat dit een essentiële voorwaarde is, zeker voor wie uw voorstel niet wil ondersteunen. Niet alleen omdat de heer Hendriksen dit opmerkt maar omdat ik die opvatting ook ben toegedaan zou ik toch iets dieper op de kwestie willen ingaan, zij het nog altijd globaal. Ik wil mo tiveren waarom ik en met mij een aantal andere leden van het C.D.A. niet met uw voorstel zullen kunnen meegaan. Bi j de standpuntbepaling over de toneelwerkgroep Proloog was het duidelijk dat een aantal facetten in de beschouwing dient te worden be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1024