1025 21 NOVEMBER 1974 i trokken. Enkele van deze facetten zou ik willen noemen: de doelstel- r ling van de toneelwerkgroep waarover ook de heer Van Asseldonkheeft an gesproken, het functioneren van de groep, de huidige situatie en de toe- t. komstige ontwikkeling. Het is duidelijk dat binnen de doelstelling van Proloog het gebied van onderwijs, cultureel werk en permanente educa- >n- tie wordt betreden. Het Ligt duidelijk binnen de doelstelling te werken in aan de vorming van de jeugdige mens, deze te confronteren met veran- e- deringsprocessen. Het behoeft in deze raad geen betoog dat dit college 2- een open oog heeft voor de veranderingsprocessen en het is evenzeer dui delijk dat deze processen vergezeld gaan van kritiek. Ik wil er de na- ea- druk op leggen dat kritiek zelfs een absolute voorwaarde moet zijn om tot veranderingen te komen. Kritiek kan wel fel zijn, maar moet niet fanatiek en onverdraagzaam zijn, In het laatste geval is zij in wezen s- autoritair, elitair en onkritisch. Naar mijn opvatting zal kritiek gepaard id- moeten gaan met het bieden van alternatieve oplossingen, met vorming, joor Er moeten dus niet alleen kreten worden geslaakt, maar men moet de [e gelegenheid bieden tot het toetsen van meningen en tot het afwegen daar- ■er. van. Komt het woord kritiek niet van het Griekse woord "krinein" dat a_ "afwegen" betekent? Dit behoeft niet noodzakelijkerwijs gelijk aan af- keuren te zijn. Proloog voldoet naar mijn mening niet aan alle voorwaar- n. den waaraan het zou moeten voldoen. De visie van Proloog wordt opar- l00g tistieke wijze fel gebracht. Uit publikaties, aanschouwing en discussie is mij niet gebleken dat de voordracht voldoende vergezeld gaat van naar mijn opvatting essentiële voorwaarden, waaraan de vorming moet vol- ;an doen. Het is dus geen vormingstoneel, het is geen afweging, het komt ad over als indoctrinatie. Het is mogelijk dat de werkgroep Toneel gelijk heeft als deze op pagina 17 van het voorlopig rapport stelt dat van een q. collectief van scheppende kunstenaars geen scala van verschillende maat schappijvisies kan worden gevraagd. Ik denk dat wij nu de kern van het /an probleem raken en wel het feit, dat de kritische toneelgroep zelf niet openstaat voor de veelgehoorde kritiek van de subsidiënten," Het is nood zakelijk dat de jeugdige mens niet alleen wordt benaderd door wel of 'Met lak gefundeerde kritiek vanuit één maatschappijvisie. Onder deskundige be geleiding dient een toetsing, een afweging plaats te vinden. Het is niet uitgesloten te achten dat deze begeleiding de krachten van Proloog te, 3el_ boven gaat en dat daarom niet aan de wens van de subsidiënten tegemoet is gekomen. Als kritiek niet wordt geuit aan de hand van normen, die e ook op zich weer kritisch mogen of moeten worden beschouwd, dreigt |er- deze te ontaarden in kretologie. Ik ben van mening dat door het weg- =n vallen van belangrijke subsidiënten een geheel nieuwe situatie is ont- id staan. Ik ben geen voorstander geweest van het abrupt beëindigen van de subsidie; een feit is echter dat enige subsidiënten om hen moverende re denen niet de bereidheid hebben de subsidiëring voort te zetten. Uit de )„A„- nieuwsmedia is mij gebleken dat de minister van C,R, M, van de Raad voor de Kunst het advies heeft gekregen -- de heer Hendriksen heeft dat ook al gezegd -- om het voortbestaan van Proloog te garanderen. Ook Irik- is mij gebleken dat de minister van opvatting zou zijn dat de regiona- te le taakstelling voorlopig moet blijven bestaan, IK geloof dat het juist w nu tijd is de minister erop attent te maken dat hij bij de beoordeling dit van de nota toneelbeleid, die in de loop van 1975 uitkomt, mede meet iets bedenken dat de subsidiënten in de provincie Noord-Brabant genuanceerd mo- over het vormingstoneel van Proloog denken; zij denken daar zelfs zó genuanceerd over dat een aantal verantwoordelijke instanties de subsi diekraan heeft dichtgedraaid. De minister kan daarmede rekening hou- >t den bij het vaststellen van een eventuele overbruggingssubsidiëring, ,e- Mede namens een belangrijk aantal fractieleden wil ik uw colle-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1025