1028
21 NOVEMBER 1974
hij tegen de voortzetting van de subsidiëring is. Naar zijn oordeel zijn
er thans geen of niet voldoende nieuwe gegevens op tafel gekomen om
die opvatting te wijzigen, zodat hij tegen subsidiëring blijft. Dat komt
mij acceptabel voor.
Ten slotte is nog een aantal korte vragen op mij afgevuurd. De
heer Hendriksen heeft gevraagd of de voortzetting van het subsidiënten
overleg nog wel zin heeft en of ik bereid ben daarmee door te gaan. Zo
als in het preadvies tot uitdrukking is gekomen heeft inmiddels overleg
plaatsgevonden en ik moet constateren dat ik geen enkele mogelijkheid
zie om de subsidiënten van gedachten te laten veranderen. Dat neemt
niet weg dat ik de eenmaal op mijn schouders genomen taak om te kij
ken of ergens een gaatje in dat subsidiëntenoverleg zit graag ten uitvoer
wil brengen.
De heer Hendriksen heeft ook gevraagd of de subsidie trendmatig
zal worden verhoogd. Dat is de algemeen gebruikelijke gang van zaken
en ik zie geen enkele reden om daar in dit geval van af te wijken, maar
ik waag het te betwijfelen of er daarmee -- om in de termen van de
heer Van Asseldonk te spreken nog een "groter groeien" in zit. Ik kan
eigenlijk wel op voorhand zeggen dat dit er niet in zit.
De heer Hendriksen heeft gevraagd of Proloog voor één of meer
uitvoeringen uit de experimenteppot zou kunnen putten. De experimen-
tenpot is duidelijk voor experimenten bestemd en wanneer in het komend
jaar één, twee of misschien wel drie uitvoeringen in Breda het karakter
krijgen van een experiment geloof ik dat wij te dien aanzien na zorg
vuldige afweging pas op dat moment kunnen besluiten. Wanneer wij nu
al een zeker stuk van de experimentenpot voor Proloog zouden gaan vast
leggen zouden wij het wezenlijke experiment, waarvoor deze pot is be
doeld, te kort doen. Ik sluit de mogelijkheid dus niet uit, maar ik wil
er op dit moment bepaald geen toezeggingen over doen.
Ten slotte de laatste vraag van de heer Hendriksen: bent u bereid
het besluit van vanavond door te sturen naar de minister? Ik zie daar
geen enkel bezwaar in en het college is dan ook gaarne bereid de be
sluitvorming van vanavond ter kennis van de minister te brengen.
De heer Van Asseldonk heeft in luisterrijke bewoordingen gespro
ken over het "hongerstillen". Het was echt de warme bakker die aan
het woord was; hij heeft ook over een verantwoorde gezinsplanning ge
sproken, maar ik neem aan dat dit niet op de warme bakker sloeg. Na
zijn verhaal over de familierelatie ben ik thans geneigd te zeggen dat
wij meer alimentatie betalen dan ja, dan wat eigenlijk? Dan een
verantwoorde gezinsplanning opzetten?
De heer Van Banning en ik zijn het duidelijk niet eens. Hij houdt
er een andere maatschappijvisie op na en die kunnen wij voor kennisge
ving aannemen. Zijn inmiddels ingenomen standpunt noopt niet tot dis
cussie, maar ik ben van mening dat dit standpunt eigenlijk niet relevant
zou mogen zijn voor de voortzetting van een subsidiëring. De heer Van
Banning denkt daar kennelijk anders over. Naar mijn mening is het voort
zetten van de subsidiëring gedurende een overbruggingsperiode een lo
gisch voortvloeisel van al datgene wat wij in het verleden hebben be
sloten en gedaan. Ik ben ook niet van opvatting dat de huidige situatie
aanleiding geeft om dat standpunt te wijzigen.
Ik weet niet of de minister bereid is het voortbestaan van Proloog
te verzekeren en zet er vooralsnog een vraagteken achter. Iets derge
lijks zou ik eerst graag van de minister zelf willen horen. Ons voorstel
heeft natuurlijk niet tot doel het voortbestaan van Proloog te verzekeren,
dat zal een ieder wel duidelijk zijn.
Wat is dan het belang, de waarde van dit voorstel? Och, misschien