102
14 FEBRUARI 1974
tot het verlaten van de woningen is niet aanwezig.
Men kan menen dat deze situatie niet juist is, maar aan de ande
re kant moet men er rekening mee houden dat het in onze maatschap
pij niet alleen gaat om geld en wonen, maar ook om een zich sociaal
welbevinden, wijkgebondenheid en een zich thuisvoelen in een bepaal
de wijk. De laatstgenoemde factoren zijn vaak niet in geld en strategie
te vertalen. Als wij erkennen dat er in Breda genoeg goedkope woningen
zijn en dat men zich kan afvragen of daar de juiste mensen in wonen en
als wij daarnaast constateren dat de doorstroming althans tot op heden
niet het succes is geweest dat wij hadden verwacht, blijkt vervolgens dat
men er niet alleen van moet uitgaan dat in de goedkope huizen de men
sen met lage inkomens moeten wonen, maar dat men ook de vraag kan
stellen wie zich het meest betrokken voelt bij een bepaalde wijk. Deze
problemen komen wij in het Westeinde, in de Vestkant en in de Gerar-
dus Majellawijk dagelijks in ons werk tegen» Het is natuurlijk zeer ge
makkelijk om aan de hand van een preadvies over de Gildewijk kritiek
uit te oefenen op het toewijzingsbeleid, maar ik ben ervan overtuigd dat
het toewijzingsbeleid in onze gemeente mede gezien de op gang komen
de gesprekken met de woningbouwverenigingen toch getuigt van inzicht
in de problemen die de heer Crul en mevrouw Van Nes aan de orde heb
ben gesteld.
De heer Jansen heb ik beantwoord.
De heer Sandberg heeft het standpunt van het college onderschre
ven. Ik ben het met hem eens dat het gewenst is te streven naar vernieuw
bouw en nog liever naar nieuwbouw in de goedkope sector. In deze raad
heb ik namens het college al mogen zeggen dat wij ons steeds moeten
beraden op de methodiek, die leidt tot het instandhouden en tot stand bren
gen van een goedkoop woningbezit. Het is nog steeds de vraag of reno
vatie daartoe het uiteindelijke middel is. Met spanning zien wij uit naar
de uitslag van het experiment dat wij in de Gerardus Majellawijk gaan
uitvoeren. Hoewel het gunstig is dat tot nu toe wordt gerenoveerd, ho
pen wij in deze wijk nu eens niet te gaan renoveren doch door de stich
ting van goedkope woningen een redelijke huisvesting tot stand te bren
gen.
Het voorafgaande is tevens voor een deel een antwoord aan de heer
Von Schmid. Hij heeft gezegd dat er geen goedkope woningen zijn, het
geen niet juist is; een epineuzere vraag van hem was of de gemeente af
gezien van het toewijzingsbeleid kan komen tot het bouwen van goede en
goedkope woningen die betaalbaar zijn voor de groepen waarover vanavond
wordt gesproken. Het antwoord hierop luidt: in principe wel en in prin
cipe niet. Ter toelichting op het laatste gedeelte van dit antwoord merk
ik op dat de gemeente in dezen geen enkele zeggenschap heeft» Als wordt
gesproken over "goedkope woningen" moet vooral worden gedacht aan
woningen in de sociale sector, derhalve in de woningwetbouw- of in de
premiecorporatiebouwsector. De gemeente heeft op dat gebied alleen
een stimulerende, enigszins regulerende en wellicht initiërende taak,
maar de uitvoerende taak is duidelijk voorbehouden aan de woningbouw
verenigingen. Dit betekent niet dat wij ons er daarmee van af maken.
Zoals men weet wordt er maandelijks contact onderhouden met de wo
ningbouwverenigingen om over deze problematiek te spreken, maar daar
bij komt men te staan voor het feit dat ook de woningbouwverenigingen
-- wellicht terecht -- eisen stellen aan kwaliteit en situering van de wo
ningen. Hoewel het in theorie mogelijk is woningen te bouwen met een
huur van 150, -- a 200, -- per maand, moet men dan ook consta
teren dat door een verantwoord beleid het resultaat toch neerkomt op wo
ningen met een huur van 200, -- tot 250, -- per maand, wat naar ik