21 NOVEMBER 1974 1031 van hetgeen hij heeft opgemerkt. Hij heeft terecht gezegd dat de cen trale overheid hierin een directe taak heeft. Dat kan ik wel onderschrij ven; dat is de verantwoordelijkheid die de minister nu eenmaal heeft, maar de wethouder moet niet als uitgangspunt nemen dat wij in deze regio behoefte hebben aan de vorm van educatief toneel zoals die door Proloog wordt gebracht. Ik ben het wederom met de heer Hendriksen eens als hij stelt dat het goed is de minister te informeren over hetgeen in Breda leeft. Dat wil dus zeggen dat, wanneer straks een definitief standpunt wordt bepaald, de minister wordt ingelicht over de argumenten van zowel de voorstan ders als de tegenstanders van subsidiëring. De wethouder heeft gezegd dat ik kennelijk geen behoefte heb aan dat vormingstoneel. Dat is een onjuiste opvatting, want ik acht die be hoefte wel degelijk aanwezig. Wethouder SANDBERG; Dat heeft de wethouder nimmer gezegd, zeker vanavond niet.' De heer VAN BANNING: Dan heb ik de wethouder verkeerd begre pen. Ik heb alleen willen betogen dat ik Proloog niet beschouw als een groep mensen die medewerkt aan de vorming. Het naast elkaar stellen van de verschillende dingen acht ik namelijk een essentiële voorwaarde voor vorming. Ik heb helemaal geen bezwaar tegen het bekritiseren van bepaalde toestanden en deze woorden gelden ook voor de heer Hendrik sen. Ik heb er echter wel bezwaar tegen dat jonge mensen eenzijdig wor den geïnformeerd over de opvattingen, die bij een bepaalde toneelgroep heersen. Ik meen dit ook in het voorlopig rapport terug te vinden; als men over "vormingstoneel" spreekt is het gewoon noodzakelijk de din gen op een rijtje te zetten, zodat de kinderen niet eenzijdig worden voor gelicht. Als dat laatste namelijk gebeurt vindt er meer indoctrinatie dan vorming plaats en daar gaat het juist om. Daartegen zijn mijn bezwa ren gericht. De heer HENDRIKSEN: Het kan gebeuren dat Proloog eenzijdige voorlichting geeft, maar ik heb zojuist getracht aan te tonen dat die eenzijdigheid overal te vinden is. Welke krant men ook leest, naar welk televisieprogramma men ook kijkt, nergens kan van neutraliteit sprake zijn en dat heb ik alleen maar willen zeggen. De heer VAN BANNING: Inderdaad is de eenzijdigheid ook op an dere plaatsen terug te vinden, dat geef ik onmiddellijk toe, maar hier zijn de ouderen verantwoordelijk voor de vorming die aan de jongeren wordt gegeven. Als dit toneelgezelschap wordt uitgenodigd om in de Bre dase schouwburg op te treden en volwassenen vinden het vanuit hun eigen verantwoordelijkheid noodzakelijk en nuttig om daar naartoe te gaan, dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. Integendeel, dan zou ik dat zelfs toejuichen, maar ik heb er wél bezwaar tegen dat jongeren op de ze wijze worden gevormd. Dat is het punt waar het om draait. Er is gezegd dat, wanneer bij de toneelgroep geen kritische opvat tingen zouden bestaan, de basis voor het voortbestaan van die toneelgroep zou wegvallen. Nogmaals, men mag die kritische opvattingen wat mij be treft hebben, maar er dient deskundige begeleiding aanwezig te zijn om de verschillende maatschappijvisies naast elkaar te zetten. Dan heeft de heer Hendriksen over de kwestie van de indoctrina tie gesproken. Ik meen daarover duidelijk genoeg te zijn geweest. De ouders hebben de vrijheid om hun kinderen dit onderwijs en die voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1031