1050
28 NOVEMBER 1974
eigen bevoorrechte positie in stand te houden. De leden van deze groep
vergeten ook dat zij maar weinig ervaren van de gevoelens van andere
groepen uit de burgerij en dus per definitie eenzijdig denken en beslis
sen. Zij verzwijgen voorts -- of beseffen niet eens -- dat zij vast zitten
aan een traditie van technocratisch besturen achter bureaus, wat steeds
leidt tot het versimpelen van problemen en het kiezen van oplossingen
die alleen op papier werken. Tenslotte denkt deze groep zo zeer in
termen van efficiency op korte termijn dat zij geen energie wil spende
ren aan het inwerken van andere groepen burgers in bestuurlijk hande
len. Deze smalle sociale bovenlaag moet haar beleid gaan veranderen,
moet bereid worden werkelijke verantwoordelijkheid met andere bur
gers te delen, al kost dat aanvankelijk veel energie, al vraagt het een
nieuwe wijze van denken en al leidt het uiteindelijk tot verlies van de
eigen bevoorrechte positie.
Zelfbestuur van de gehele bevolking is deze investeringen echter
waard. Aangezien op deze manier een groter potentieel van mensen
bij het bestuur wordt betrokken terwijl voorts de dingen veelzijdiger
worden bekeken en eenmaal genomen beslissingen veel beter worden
geaccepteerd omdat zij op brede lagen van bevolking steunen, wordt
het bestuur zóveel verantwoorder dat de genoemde investeringen dub
bel en dwars worden terugverdiend.
Op deze wijze doen zich ontwikkelingen voor in de grote groep van
burgers die nu nog bestuurlijk buiten spel staan. Deze groep is naar men
zegt niet bereid medeverantwoordelijkheid te dragen; zij zou geen ge
bruik maken van de inspraakmogelijkheden waarover zij nu toch be
schikt. P. v, d.A. en P. P. R. zijn van mening dat in deze groep wel
degelijk belangstelling bestaat voor het meebesturen van het maatschap
pelijk gebeuren, maar dat er obstakels zijn die uit de weg moeten
worden geruimd vooraleer het meebesturen effectief kan worden. Op
de eerste plaats is de groep op dit ogenblik nog te zeer materieel af
hankelijk. Een verbetering van de materiële omstandigheden, resulte
rend in een voldoende bestaanszekerheid, is nodig. Op de tweede plaats
is de groep voor een groot deel onvoldoende gevormd en geschoold.
Extra aandacht voor scholing en vorming is dus noodzakelijk. De beide
bovengenoemde punten -- het verkrijgen van materiële onafhankelijk
heid en het verkrijgen van voldoende intellectuele middelen -- vormen
een eerste vereiste om vanuit een positie van zelfvertrouwen aan het
bestuur te gaan deelnemen.
Voorts is een versterking van de motivatie nodig. De burgers die
nu bij het bestuur buiten spel staan moeten sterker dan nu het geval is
gaan inzien dat het nodig is dat zij aan het bestuur gaan deelnemen.
De huidige bestuurders maken fouten door hun technische opstelling,
door hun eenzijdige contacten en door hun neiging de belangen van de
beperkte bovenlaag van de bevolking te laten prevaleren. De groep die
nu nog buiten spel staat moet ook sterker gaan ervaren dat het moge
lijk is om zich metterdaad met het bestuur bezig te houden. Men moet
leren van zijn op papier vastliggende rechten gebruik te maken en men
moet meer rechten krijgen. Naar de mening van P. v. d.A. en P. P. R.
zullen de burgers zeker bereid zijn meer energie aan meebesturen te
besteden als aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan.
Welke middelen hebben wij nu om de gewenste ontwikkeling in gang
te zetten? Onze fracties menen dat vooral de burgers die nu nog buiten
spel staan alle mogelijke materiële faciliteiten moeten worden gebo
den om zich in deze maatschappij als volwaardige burgers geaccepteerd