28 NOVEMBER 1974 1051 te voelen. Dit wil zeggen dat werkgelegenheid, een gunstige woonmo- gelijkheid enz. gegarandeerd moeten worden. Daarnaast moet vooral voor deze groep extra aandacht worden geschonken aan scholing en vor ming. Een beleidsplan, dat voorziet in extra leerkrachten, extra maat schappelijke begeleiding en wijkcentra van waaruit het wijkopbouwwerk kan plaatsvinden, is vooral in de sociaal-zwakke wijken een vereiste. Vervolgens zal een begin moeten worden gemaakt met het werke lijk geven van inspraak aan de bevolking. Dit houdt in dat het huidige bestuur de bevolking opzoekt om te horen wat er leeft en vervolgens een beleid ontwikkelt waarin de wensen van de bevolking tot uiting ko men. Inspraak moet meer zijn dan een wassen neus die naar keuze kan worden gebruikt om het eigen beleid te legitimeren of -- indien wensen van de bevolking tegen dat beleid gericht zijn -- kan worden genegeerd onder het mom van "technisch onmogelijk" enz. Werkelijke inspraak vereist veel en juiste informatie en een zeer open besluitvorming waar bij iedereen kan zien waarom nu eigenlijk de beslissing in een bepaal de richting uitvalt. Als zeer belangrijk middel om zowel in bestuursla gen als bij de burgers een gewenste ontwikkeling in gang te zetten zien de fracties van P. P. R. en P. v.d.A. tenslotte het helder formuleren van de keuzemogelijkheden bij maatschappelijke oftewel politieke beslis singen. Het helder formuleren van de tegenstellingen heeft een bewust making tot gevolg die leidt tot het doen van een keuze door elke bur ger. Deze burger geeft een eerste aanzet om zich te gaan bezighouden met het realiseren van het gewenste alternatief. In deze zin is de poli tisering die wij bepleiten bedoeld: geen tegenstellingen toedekken en niet binnenskamers beslissen, maar duidelijk maken op grond van wel ke argumenten -- in openbaarheid -- beslissingen worden genomen. Dit is een weg om te komen tot een bestuursvorm waarin alle betrokke nen meespreken en verantwoording nemen voor de te nemen besluiten. Dat is wat wij verstaan onder zelfbestuur voor de burgerij. Vervolgens nog een korte opmerking over de collegevorming. In Breda is een C. D. A. /V. V. D. -college gevormd dat blijkens allerlei uitspraken noch door C. D. A. noch door V. V. D. werd gewenst. Beide groeperingen putten zich uit in verhalen die moeten aangeven dat zij graag ook de progressieven in het college hadden gezien. Toch deden C.D.A. en V. V. D. bij de samenstelling van commissies één van de brutaalste pogingen, ooit in Nederland vertoond, om de progressieven hun democratische rechten op een evenredige deelname aan commis sies en bestuurlichamen te ontnemen. De heer DEES: Wanneer hebben wij dat gedaan? De heer CRUL: Om tijd te sparen antwoord ik hierop: op 3 septem ber. De heer DEES: Voor 3 september wenste u met ons op meermalen gedaan verzoek geen gesprek over de benoemingen in de commissies. De heer CRUL: Inderdaad en daarvoor hadden wij dezelfde argumen tatie als vanavond al zo dikwijls op tafel is gekomen. U wenst niet in het openbaar bestuurlijk te handelen. De heer DEES: Dat is op dit punt iets anders, maar wij hebben het u niet onmogelijk gemaakt aan het commissiewerk deel te nemen!

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1051