28 NOVEMBER 1974
1055
gemeente als werkgeefster kennis neemt van deze gegevens, zodat zij
ze in haar personeelsbeleid kan betrekken. De enquête wijst uit dat
vrijwel unaniem aan inkomensnivellering wordt gedacht. Het stadsbe
stuur zal in dezen als werkgever in overleg met de vakbonden initiatie
ven moeten nemen, het zal de democratisering in het ambtelijk appa
raat moeten versnellen en een mogelijke herverdeling van inkomens
tot stand moeten brengen. In dit verband zou het het college niet mis
staan als het een voorbeeld zou stellen ten aanzien van het salaris van
zijn eigen leden.
Op grond van onze algemene doelstellingen zullen wij in de ove
rige sectoren aandacht vragen voor een op welzijn gericht beleid, waar
in onze beleidsvisie en de noodzakelijke samenhang van de sectoren
bij voortduring onze inzichten zullen weergeven. Voor de sectoren be
tekent dit dat onze fracties bij hun activiteiten op korte en lange ter
mijn van de volgende hoofdlijnen zullen uitgaan.
Welzijn materieel. Onze activiteiten zullen er in deze sector op
gericht zijn dat de woning, de buurt met de directe omgeving en de
stad de belangrijke plaats wordt gegeven die zij onzes inziens verdienen.
Welzijn immaterieel. Het bevorderen van welzijn houdt in: het
ontwikkelen van creativiteit, kritische zin, politieke bewustwording
en goed verhoudingen tussen mensen en groepen van mensen onderling.
Bevordering van welzijn vindt niet alleen plaats door middel van on
derwijs, opbouwwerk en maatschappelijke dienstverlening, maar ook
door de burgerij actief bij het bestuur te betrekken. Bij onze voorstel
len zullen wij daar van uitgaan.
Economie en financiën. In de financiële sfeer zal er naar moeten
worden gestreefd dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en
dat de afstand tussen mogelijkheden wordt verminderd. In de economi
sche sfeer gaan onze fracties van dezelfde gedachten omtrent zelfbe
stuur uit als ten aanzien van de burgers.
Naar onze mening zal de raad een keuze moeten doen uit de ver
schillende inzichten over het beleid die in de raad bestaan. Omtrent
het functioneren van de fracties willen wij het volgende opmerken. De
fracties van P. v. d. A. en P. P. R. vormen een minderheidsgroepering
in de raad die niet aan het college deelneemt en dit op grond van een
duidelijke politieke keuze doet. Uit onze beleidsvoornemens zal men
hebben kunnen afleiden dat onze fracties een eigen beleid aan de raad
willen voorleggen zodat een keuze kan worden gedaan uit de voorstel
len van het college -- in casu van V. V. D. en C. D. A. en die van
onze fracties. Het college beschikt voor zijn voorbereidende en uitvoe
rende werkzaamheden over het ambtelijk apparaat. In feite betekent
dit dat V. V. D. en C. D. A. direct en indirect over de faciliteiten de
beschikking hebben om via het ambtelijk apparaat aan hun beleid vorm
te geven. Wij zijn van oordeel dat onze groepering over dezelfde steun
van het ambtelijk apparaat de beschikking zou moeten hebben als
waarover C. D. A./V. V. D. en college kunnen beschikken; hetzelfde
geldt ten aanzien van de informatie. Dit is naar onze mening het de
mocratisch recht van een vertegenwoordiging van een zo belangrijk
deel van de Bredase burgerij.
In de commissies zal, tegen de achtergrond van de zojuist geschet
ste positie voor onze fracties en gezien ons standpunt inzake een zo
onafhankelijk mogelijke advisering, de taakuitoefening moeten worden
aangepast. Dit houdt onzes inziens in:
a. dat een ruime ambtelijke steun aan de fracties van P. v. d. A.
en P. P. R. wordt verleend bij het opstellen van hun eigen beleidsuit-