1064 28 NOVEMBER 1974 beleidsnota en meerjarenplannen delen wij graag met nadruk mede dat wij voorstanders zijn van de uitwerking van bepaalde aspecten uit een algemene beleidsnota in aparte deelnota's die in de loop van de zit tingsperiode verschijnen. Ik kom daar straks op terug. Sprekend over de smalle marges van de gemeentelijke autonomie, heb ik een relatie gelegd met het steeds centralistischer wordende be leid van de rijksoverheid. Ik wil die relatie ook leggen in de richting van de gemeenschappelijke regelingen aan de ene kant en de gemeen telijke bestuurscommissies en eventueel in te stellen wijkraden aan de andere kant. Overdracht van taken en bevoegdheden aan deze organen betekent niet zo zeer in theorie als wel vooral in de praktijk dat de autonomie van de gemeente verder wordt uitgehold en dat het steeds moeilijker wordt een samenhang te scheppen tussen de verschillende sectoren van het beleid. Terughoudendheid lijkt ons hier dan ook ge wenst. Ten aanzien van de Regio Breda staan wij op dit punt telkens weer voor een dilemma Enerzijds kan de Regio worden beschouwd als een aanloop tot de vorming van één groot gewest West-Brabant, anderzijds ontwikkelt de Regio zich steeds verder tot een vierde bestuurslaag. Het dilemma wordt nog groter, als wij in de onlangs door het kabinet-Den Uyl gepubliceerde structuurschets voor de bestuurlijke indeling zien dat West-Brabant uit twee gewesten zou moeten bestaan. Bovendien ontbreekt nog steeds een regeringsvisie op de bestuurlijke organisatie van ons land en ook dat maakt de situatie niet eenvoudiger. Op basis van deze onzekerheden en onduidelijkheden zal mijn fractie het taken pakket van de Regio dan ook pragmatisch van geval tot geval benade ren. De resultaten voor de bevolking, die tot nu toe overigens weinig van de Regio heeft kunnen merken, zullen voor ons de centrale toets steen zijn. In het kader van de geihtegreerde beleidsvoering wil ik ook enke le opmerkingen maken over de relatie tussen burger en bestuur. Voor zichtigheid en omzichtigheid zijn ook geboden wanneer een verdere delegatie van bevoegdheden van de raad aan bestuurscommissies en/of wijkraden in het geding is. In dezen heeft mijn voorganger er al eens op gewezen dat het voor de V. V. D. onaanvaardbaar zou zijn het ge hele gemeentelijke cultuurbeleid over te dragen aan een bestuurscom missie voor de cultuur. Ik hoop dat hij daar nu nog hetzelfde over denkt. Dit wil overigens niet zeggen dat wij er geen voorstanders van zouden zijn dat de democratiseringstendens wordt voortgezet. Integendeel, wij hechten eraan dat in het bijzonder de mogelijkheden tot beleidsad visering en beleidsvoorbereiding in de richting van college en raad ver der worden uitgebouwd. Democratisering is echter geen doel op zich zelf, zij vormt een middel voor de burger niet alleen om zich betrok ken te kunnen voelen bij het beleid, maar vooral ook om op dat be leid invloed te kunnen uitoefenen. Daarom achten wij de functione le raden -- de St. A.R.de jeugdadviesraad, de culturele raad en de sportstichting -- van groot belang. Helaas kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat deze functionele raden onvoldoende voeding en steun uit het "achterland" ontvangen. In dit opzicht zien wij met be langstelling uit naar de suggesties die straks in het eindrapport van het provinciaal opbouworgaan zullen worden gedaan. Ten aanzien van de instelling van wijkraden met bevoegdheden zou ik willen opmerken dat onze fractie daarvoor weinig of niets voelt. Breda is daarvoor te klein, terwijl de vorming van zulke wijkraden kan leiden tot een versnippering van het beleid die ons ongewenst voorkomt. Wanneer evenwel in bepaalde wijken op eigen initiatief

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1064