1066
28 NOVEMBER 1974
toestand. Het zal duidelijk zijn dat dit "keerpunt", waarover op blz.
25 van de nota van aanbieding wordt gesproken, wèl onze instemming
heeft!
Ik heb het college reeds in overweging gegeven of het niet wense
lijk zou zijn in de toekomst tezamen met en als onderdeel van het be
leidsplan voor elke zittingsperiode een financieel meerjarenplan op te
stellen, dat een evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven dient aan te
geven. Ik sluit mij aan bij de concrete vragen die de heer Geene daar
over heeft gesteld.
Het stemt tot tevredenheid dat naast het waarborgen van een rede
lijk voorzieningen- en investeringsniveau ook met een aanzet tot
nieuwe activiteiten kan worden begonnen. Ondanks de minder gelukki
ge start van de methodiek van budgetverdeling -- enerzijds door de
moeilijke financiële positie waarin Breda in 1974 verkeerde, anderzijds
door de kinderziekten die begrijpelijkerwijs moesten worden overwon
nen -- is het resultaat naar onze mening bevredigend en daarvoor spre
ken wij onze waardering uit aan het adres van al degenen die eraan
hebben meegewerkt. Wel dient de aandacht gevestigd te blijven op
een verdere uitbouw en optimalisering van de budgettering en de begro
tingsbewaking. Wij onderschrijven de in de nota van aanbieding gefor
muleerde opvatting van het college dat een ponds-pondsgewijze verde
ling van de meer-ruimte zou leiden tot tekorten in bepaalde budgetten
en overschotten in andere. Ook in de toekomst zal het college een open
oog moeten houden voor een herverdeling van de budgetruimte in ver
band met gestelde of te stellen prioriteiten.
Is het niet mogelijk dat gedurende het begrotingsjaar de gemeente
raad per kwartaal financiële overzichten worden verstrekt teneinde de
financiële situatie nauwlettend te kunnen volgen en beoordelen? Daar
bij zouden wij het op prijs stellen dat tevens een overzicht wordt gege
ven van de wijze waarop en de mate waarin de door de raad genomen
besluiten in uitvoering zijn genomen, zodat reserveringen als gevolg
van goedgekeurde nog niet verwezenlijkte investeringskredieten sneller
worden gesignaleerd. Dit klemt te meer in een periode van zorgelijke
werkgelegenheid.
Reeds in voorgaande jaren hebben wij betoogd dat een verdere
structurele verhoging van de gemeentelijke belastingen voor onze frac
tie nauwelijks aanvaardbaar is. Wij delen dan ook niet zonder meer de
mening van het college dat de belastingen en rechten met minimaal
een gelijk percentage dienen te stijgen als de gemeentefondsuitkerin
gen. In de nota schrijven b. en w. zelf reeds dat de gemiddelde belas
tingopbrengst per inwoner in vergelijking met qua inwonertal vergelijk
bare gemeenten niet laag kan worden genoemd. Wij menen dit te mo
gen toespitsen met de opmerking dat Breda reeds behoort tot de gemeen
ten met de hoogste gemiddelde belastingopbrengst per inwoner. De
door de landelijke overheid via de onroerend-goed-belasting geboden
mogelijkheid tot grotere financiële zelfstandigheid van de gemeente
zal naar onze mening dan ook voor Breda slechts met terughoudendheid
mogen worden benut.
Tot slot van dit onderdeel van mijn betoog enkele specifieke vra
gen, ten eerste over de rioolwaterafvoer- en zuiveringsinstallatie. Wat
wordt bedoeld met de opmerking in de nota van aanbieding dat een
eventuele inkomstenverhoging in verband met de kapïtaallasten van de
ze installatie kan optreden? Betekent dit een verdere belastingverzwa
ring voor de burgerij? Hoe is de stand van zaken in de onderhandelingen
met het waterschap? Wat zijn de directe gevolgen van een eventuele
inkomstenverhoging en de onderhandelingen met het waterschap voor