28 NOVEMBER 1974 1067 het jaar 1975? Is er voorts al iets meer bekend over het al dan niet voortzetten van het instituut van de centrale financiering in 1975? In de derde plaats; kan het college, vooruitlopend op de nog in 1974 toegezegde nota inzake de follow-up van de sanering, al iets meer zeggen over de mogelijk te nemen saneringsmaatregelen van or ganisatorische en andere aard op langere termijn? Terzake van de ruimtelijke ordening, de woningbouw en de huis vestingsproblematiek het volgende. Wethouder Van Dun zei op 7 maart j. 1. bij de begrotingsbehandeling dat zijn portefeuille meer bestaat uit beton, staal en glas dan dat zij ludieke elementen bevat. Toch vinden wij dat betrekkelijk, want ook deze wethouder kan er in belang rijke mate toe bijdragen dat er in de samenleving ruimte is voor -- om met Huizinga te spreken -- de homo ludens, de spelende mens die zich in zijn huis en woonmilieu kan ontplooiien. Naar onze mening is dan ook het renovatiebeleid van groot belang, aangezien het bijdraagt tot handhaving en verbetering van het eigen woon- en leefmilieu. Om dezelfde reden achten wij inspraak van de bevolking bij deze en ande re projecten van wezenlijk belang. Ten aanzien van de gerenoveerde woningen dient naar onze mening het preventief onderhoud krachtig te worden bevorderd. Bovendien bepleiten wij een systematischer aan pak van het onderhoud aan gemeentelijke woningen. De V, V. D. -fractie is voorstandster van een verdere stimulering van het eigen woningbezit. Deze stimulering vormt een goede stap in de richting van de betrokkenheid van de bewoners bij hun woning en leidt tot meer vrijheid en onafhankelijkheid. Verdere verkoop is wen selijk, waarbij echter wel voldoende betaalbare woningen moeten over blijven om dringende problemen te kunnen oplossen. Is de noodzake lijke voorraad betaalbare woningen kwantitatief te bepalen? Wij kun nen voorts niet goed inzien waarom gerenoveerde vooroorlogse wonin gen, étagewoningen en nog op te knappen naoorlogse woningen ten principale van verkoop aan de bewoner zijn uitgesloten. Wat meer vrijheid van keuze voor de bewoner zelf -- zonder hem deze overigens op te dringen -- zouden wij op prijs stellen. Voor de komende jaren willen wij hoge voorrang geven aan de ontwikkeling van de binnenstad. Er is vele jaren gestudeerd en nu is de fase van uitvoering en concretisering aangebroken. Naar onze mening dienen er op korte termijn uitvoeringsplannen te komen- uitstel geeft alleen maar aanleiding tot meer verval. Een regeringscommissie heeft onlangs ten aanzien van de stadsreconstructie en sanering het uitgangs punt "nu of nooit" gekozen. Ik zou daaraan willen toevoegen: "Breda denk aan je hart!" en aangezien de regeringsfondsen zijn toegenomen: "College, grijp uw kans!' Bij de ontwikkeling van de binnenstad kan het particulier initiatief een belangrijke rol spelen; in dit verband denk ik onder andere aan de plannen met betrekking tot de Torenpassage. Het toevoegen van de Ginnekenstraat aan het voetgangersdomein is een grote aanwinst, al teken ik daarbij aan dat de omvang van het voetgangersdomein langzamerhand voldoende groot lijkt te zijn. Wij wachten op meer. Wij wachten op een versterking van de woonfunctie, hard noodzakelijk om het proces van ontvolking tegen te gaan. Wij denken ook aan de economische functie van de binnenstad, die nog kan worden versterkt door vestiging van bepaalde kantoren en bedrijven die tot de ontmoetingsfunctie bijdragen. In dit verband zou ik willen vragen of het college kennrs heeft genomen van de opening die staats secretaris Stemerdink onlangs heeft geboden terzake van het eventueel beschikbaar komen van militaire complexen in binnensteden. Hoewel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1067