28 NOVEMBER 1974 1069 de financiële mogelijkheden zou zo een evenwichtiger, meerjarig be leid kunnen worden gevoerd, In deze jachtige, drukke tijd, waarin vele decibels worden gepro duceerd, zijn er steeds meer mensen voor wie recreatie synoniem is aan rust en stilte. Wellicht is die roep om stilte er de reden van dat het college zelf zo stil is ten aanzien van de voortgang in het recrea- tiebeleid, maar dat is dan een stilte die wij minder kunnen waarderen, Hoe staat het met de ontwikkeling van de Biesbosch en van de Galder- se Meren? Is het mogelijk dat de plannen voor de Galderse Meren als deelproject -- vooruitlopend op de basisstudie voor de openluchtrecre atie -- reeds worden uitgevoerd? Inmiddels ben ik op enigszins sluipende wijze -- maar dat is geen bezwaar -- aangeland bij wethouder Van Graafeiland, In dit deel van mijn betoog heb ik voor hem nog twee concrete vragen. 1. Is hij be reid een deelnota over het sportbeleid uit te brengen? 2, Hoe is de stand van zaken bij het jeugd- en jongerencentrum, waar volgens pu- blikaties nogal wat moeilijkheden in de bestuurlijke sfeer zijn? Van de ene kant van de tafel naar de andere -- de afstand is onge twijfeld kleiner dan men denkt -- kom ik bij de wethouder van cultuur. In een andere kwaliteit en op een andere stoel gezeten heeft hij de afgelopen jaren aangedrongen op een beleidsnota waarin het cultuurbe leid wordt geformuleerd. Nu heeft hij zelf de kans met een dergelijke nota te komen. Onze vraag kan dan ook zeer kort zijn: wanneer kunnen wij deze lang verwachte nota tegemoet zien? Goed bereikbare en toegeruste accommodaties in de cultuursector zijn nodig. Nieuwbouw voor de openbare bibliotheek en de muziekschool staat op ons verlanglijstje dan ook hoog genoteerd. Graag hierover de opvatting van het college. Steeds meer mensen vragen om steeds meer onderwijs en vorming. De permanente educatie -- het levenslang onderwijs -- is in opmars, vooral in theoretische zin. Politici, sociologen, futurologen en andra- gogen zijn er dagelijks mee bezig. Wij hebben de indruk dat de perma nente educatie als begrip steeds volmaakter wordt, maar dat dit in de praktijk zó wordt gepresenteerd, dat het steeds minder mensen gaat interesseren. Komt dit niet doordat de permanente educatie te veel een apart afgebakend terrein gaat worden en te weinig wordt nagestreefd via de vele reeds bestaande wegen? In Breda is op dit gebied nogal wat aanwezig. Zonder volledig te willen zijn noem ik: het avondcollege, de volksuniversiteit "De Brede Aa", de muziekschool, huisvrouwenor ganisaties die cursussen organiseren, de streekschool en het vormings werk voor werkende jongeren. Binnenkort komt daar misschien nog een regionale Brabantse radio- en televisie-omroep bij. Mijn fractie meent dat op dit uitgebreide en gevarieerde gebied tot een beter aanbod van onderwijs, vorming en scholing aan de Breda se bevolking kan worden gekomen. Wij geloven dat de thans in Breda op dit gebied bestaande mogelijkheden kunnen worden uitgebreid door de samenwerking tussen de verschillende instellingen te stimuleren. Hoewel wij beseffen dat de gemeente in dezen geen wettelijke taak heeft, menen wij dat een stimulerend en ondersteunend beleid kan worden gevoerd. Met allerlei betrokkenen heeft onze fractie hierover de laatste tijd contact gehad en wij zijn daarbij tot de conclusie geko men dat het wenselijk is op initiatief van het college en in overleg met de betrokken instellingen en organisaties te komen tot de vorming van een werkgroep die inventariseert wat er op dit gebied in Breda aanwezig is, die raakvlakken tussen de verschillende werksoorten aan duidt en die een gezamenlijk aanbod aan de Bredase bevolking tracht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1069