1070 28 NOVEMBER 1974 te verwezenlijken. Wij menen dat Breda op deze wijze een praktische proeftuin voor de open school zou kunnen zijn. De werkgelegenheidssituatie is ronduit alarmerend. De werkloos heidscijfers zijn hoger dan in decennia is voorgekomen. Het aantal werklozen is opgelopen van 54.000 in 1970 tot -- volgens een progno se -- ongeveer 155. 000 in 1975. Laatstgenoemd cijfer is overigens nog geflatteerd, als men aan de verborgen vraag naar werk denkt: de gehuwde vrouw en de 65-plusser en vele anderen die best nog op part- -time basis iets zouden willen doen. Ook zij komen thans moeilijk aan bod. De oplossing van deze problemen zal vooral moeten komen van de centrale overheid, maar ik wil daar -- al is de verleiding groot -- nu niet nader op ingaan. In ieder geval is het duidelijk dat ook de ge meentelijke overheid een belangrijke bijdrage tot het werkgelegenheids beleid kan leveren, zoals het verleden heeft bewezen. Een gedifferen tieerd aanbod van terreinen -- industrieterrein en werkterrein in de wijken -- alsmede een actief opereren van de BRIM hebben ertoe bij gedragen dat bedrijfsvestigingen, -verplaatsingen en -uitbreidingen altijd mogelijk zijn geweest. Ik zeg met nadruk "zijn geweest", want op het ogenblik zit de klad erin. Breda heeft aan werkterreinen nauwe lijks meer iets te bieden en juist in de huidige situatie is dat volstrekt onaanvaardbaar. Het is dan ook uitermate urgent dat Breda op korte termijn de be schikking krijgt over meer werkterreinen. Wat heeft men immers aan een actieve acquisitie, een zakelijke aanpak en een doelgerichte in formatie al men geen plaats heeft waar bedrijven zich kunnen vestigen? Juist nu de rijksoverheid eindelijk wat meer fondsen beschikbaar stelt om bedrijfsvestigingen te stimuleren, wreekt het zich dat Breda niets heeft te bieden. In dit verband heb ik de volgende harde vragen. Hoe staat het met de uitvoering van een door deze raad aangenomen motie, waarin werd aangedrongen op spoedige verwezenlijking van het industrieterrein- -Haagse Beemden? Waarom is nog geen begin gemaakt met het bouw rijp maken van dit terrein? Wanneer is dit terrein voor industrievesti ging beschikbaar? Soortgelijke vragen kunnen wij stellen met betrekking tot de dienst- en kantorensector. In augustus werd bij de commissie voor eco nomische zaken een veelbelovende nota nopens een kantorenpark inge diend. Er werd bij gezegd dat de nota onvolledig was en nog op een ruimtelijke vertaling wachtte. Aangezien het college er de afgelopen tijd in is geslaagd belangrijke kantoorvestigingen binnen de gemeente grenzen te krijgen, rijst de urgente vraag: wanneer kunnen wij de ruim telijke vertaling van de kantorennota tegemoet zien? Dit onderdeel van mijn betoog samenvattend, kan ik zeggen dat mijn fractie terzake van de vergroting van het terreinaanbod -- zowel voor kantoren als voor industrie -- op de grootst mogelijke spoed aan dringt. In deze context zal het diidelijk zijn dat wij niets voelen voor het voorstel van P.v.d.A. en P. P. R. om bij onderhandelingen over nieuwe vestigingen of uitbreiding van bestaande bedrijven een sociaal statuut tussen bedrijf en vakbeweging als voorwaarde te stellen. Nog afgezien van het feit dat voorwaarden van dergelijke aard naar onze mening uitsluitend bij wet zouden moeten worden geregeld --en dat is al in zeer sterke mate het geval - zou verwezenlijking van de ge dachte van P. v. d. A. en P. P. R. tot een nog slechter ondernemingskli maat leiden, met als gevolgen vertrek van nog meer bedrijven naar België en nog meer werkloosheid. Wij vinden net dan ook opvallend dat een partij die de arbeid in haar vaandel heeft geschreven iets der-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1070