28 NOVEMBER 1974 iu 11 gelijks bepleit. De heer CRUL: In een discussie met de heer Van Banning over dit onderwerp heb ik opgemerkt dat men hierbij de vraag moet betrekken of men al dan niet een sociaal beleid in een onderneming wenst. Uit het betoog van de heer Dees maak ik op dat hij de totstandkoming van een goed sociaal beleid door middel van het sociaal statuut onjuist zou vinden en dat hij van mening is dat daardoor het vertrek van onderne mingen zou worden veroorzaakt. Dit lijkt mij enigszins inconsequent. De heer DEES: Mijns inziens hoort de kwestie van het sociaal ves tigingsstatuut niet tot de taak van de gemeentelijke overheid doch dient de wetgeving zich ermee bezig te houden eventuele voorwaarden aan bedrijven te stellen. Ik teken hierbij aan dat de regels waarmee een bedrijf wordt geconfronteerd al aan de scherpe kant zijn. De afge lopen jaren -- men heeft daar kort geleden cijfers over kunnen lezen -- zijn er honderden bedrijven uit ons land naar België gegaan» waarmee een deel van de werkgelegenheid is verdwenen. Wij vinden dit een es sentieel punt en naar onze mening zou er op dit ogenblik in Nederland een discussie over het ondernemingsklimaat moeten worden gevoerd. De heer CRUL: U moet antwoorden op de vraag of naar uw mening een goed sociaal klimaat gunstig voor ondernemingen is. Als de zorg voor een goed sociaal klimaat uitgangspunt is en als dit tot gevolg heeft dat ondernemers die dat niet willen onderschrijven, vertrekken, waar deren wij dat positief. Wij willen hier de bedrijven handhaven die het sociaal klimaat goed wensen te houden. De heer DEES: Ik heb op dit ogenblik geen enkele reden om te twijfelen aan het sociaal klimaat in het gemiddelde Nederlandse be drijf. Overigens zou ik willen vragen wat men aan een goed sociaal klimaat heeft als er geen werk is. Dat is de strekking van mijn betoog. De heer CRUL: U bepleit blijkbaar steeds dat de ondernemers die het met u eens zijn nun bedrijven maar moeten sluiten! De heer DEES: Het werkgelegenheidsbeleid vereist naast een Bre dase aanpak ook een aanpak op regionaal en gewestelijk niveau. Krach tens zijn functie in West-Brabant heeft Breda in dezen een zeer speci ale verantwoordelijkheid. Wat kunnen wij in Breda doen? Wij kunnen wachten op een trekpaard voor de werkgelegenheid- Reimerswaal» de tweede nationale luchthaven of de vaste oeververbinding over de Wes- terschelde die ook voor West-Brabant werkgelegenheid zal bieden. Aan gezien hier echter zeer gecompliceerde en onzekere projecten in het geding zijn, lijkt het mij verstandig niet uitsluitend op deze trekpaar den te gokken. Thans hebben wij behoefte aan renpaarden die er op korte termijn voor zorgen dat de werkgelegenheidsstructuur wordt ver sterkt. Hoewel de recente structuurschets voor de bestuurlijke indeling van ons land, waarin West-Brabant helaas in tweeën wordt geknipt» eerder voeding geeft aan gescheiden dan aan gezamenlijk optreden» menen wij toch dat de plannen voor en de aanleg en de uitgifte van werkterreinen op grond van één visie op Westbrabantse schaal moeten worden aangepakt. Evenals de voorzitter van de kamer van koophandel, de heer Smits van Waesberghe, bepleiten wij dan ook dat de bestuurde- ren in West-Brabant de handen ineen slaan ter behartiging van dit ge meenschappelijke belang. Welke opvatting heeft het college van b, en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1071