28 NOVEMBER 1974
1079
hebben geformuleerd. In de toekomst zal een beleidsvisie immers
steeds meer een brede visie moeten zijn waarin rekening wordt gehou
den met de effecten van het doen en laten ook buiten de groep die
men specifiek op het oog heeft bij het uitstippelen van het beleid. Ver
der hebben wij in ons program gesproken over de bevordering van het
welzijn en hebben wij daarbij ook de ontwikkeling van politieke be
wustwording als een element van belang genoemd. Die politieke be
wustwording kan evenmin beperkt blijven tot plaatselijke politiek,
maar betekent eerst werkelijk iets als mensen plaatselijke problemen
leren zien in samenwerking met grotere gehelen.
Wij hopen dat men dit initiatief van de federatie van fracties van
P. v. d. A. en P. P. R.dat moet leiden naar een Breda dat soli lair is
met de ontwikkelingslanden, wil steunen.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering.
PAUZE.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Dames en heren. De rij van sprekers van de kant van het college
zal door mij worden geopend. Achtereenvolgens zullen de burgemees
ter en de vijf wethouders het woord krijgen en ik wil graag het spits
afbijten door de raad dank te zeggen voor de wijze waarop hij het be
leid van dit college zo kritisch heeft begeleid. Hoewel er geen beleids
nota is, meen ik te kunnen constateren aat het beleid van het college
van burgemeester en wethouders veel en op verscheidene punten ook
bijzonder goed is gevolgd.
Ik stel het op prijs allereerst iets te zeggen over de procedure vol
gens welke ik mij voorstel de raadsvergaderingen van vandaag en mor
gen te laten verlopen. Zojuist is een zeer uitvoerig amendement op
de begroting ingediend en ik verwacht dat in het verdere verloop van
deze algemene beschouwingen nog nader zal worden ingegaan op al
lerlei onderdelen van de "alternatieve begroting" voor ae besteding
van het door de heer Crul genoemde bedrag. Daarnaast lijkt het mij
hoogst waarschijnlijk dat u daarop bij de behandeling van de deelbe
grotingen nog zult terugkomen, zodat het mijns inziens nuttig is dat
na de discussies van vandaag en vooral morgen de verschillende deel
begrotingen niet direct worden vastgesteld, maar dat dit eerst geschiedt
nadat alle beraadslagingen zich hebben voltrokken. Op dat ogenblik
kan over de deelbegrotingen worden beslist en kan zo mogelijk ook de
begroting voor 1975 met de eerste wijziging, die u is toegezonden,
worden vastgesteld.
Het is mijn bedoeling zo concreet en zo duidelijk mogelijk te ant
woorden op de gestelde vragen en dientengevolge zal mijn betoog wel
licht wat fragmentarisch zijn. Mede omdat ik slechts twintig minuten
de tijd heb om tot u te spreken, is dit echter mijns inziens niet anders
mogelijk.
In de eerste plaats wil ik enkele opmerkingen wijden aan bepaal
de passages die de heer Crul in zijn betoog heeft gemeend te moeten
opnemen en waarover u onderling ook al enigszins van gedachten hebt
ewisseld. Ik wil hier aandacht aan besteden omdat ik van oordeel
en dat er geen twijfel mag bestaan over de opvatting die het college
van burgemeester en wethouders terzake huldigt. De heer Crul heeft
esproken -- ik hoef dat nauwelijks te herhalen -- over de ongrijpbare
eihvloeding van buiten de raad, over het gevoel van onmacht bij de