1081 28 NOVEMBER 1974 raad nu nodig is te weten wat er aan de hand is geweest. Destijds heb ik van de heer Crul en enkele van zijn fractiegenoten een uitnodiging ontvangen om in een vertrouwelijk gesprek over deze kwestie van ge dachten te wisselen, niet op het stadhuis maar elders in de stad. Bij die gelegenheid is door de heer Crul en zijn partijgenoten gezegd dat zij zorg hadden over deze kwestie en dat zij van oordeel waren dat een onderzoek moest worden ingesteld. Argumenten daarvoor zijn, ook in het vertrouwelijk gesprek -- dat begrijpelijkerwijs nooit naar buiten is gebracht naar mijn mening onvoldoende op tafel geko men. Daarna is aan het college van burgemeester en wethouders ge- v" -g^l de informatie over de Kennedybrug en over een andere kwes- tre volledig ter beschikking te stellen van degenen die daarom hadden gevraagd. Welnu, het college van burgemeester en wethouders heeft emeend de informatie, die hieromtrent beschikbaar was, die open aar was en die een iegelijk bekend kon zijn, aan de betrokkenen ter beschikking te moeten stellen. Vervolgens is een brief van de heer Crul binnengekomen die» De heer CRUL: Mag ik toch. De VOORZITTER: Vertel ik de waarheid, mijnheer Crul, of niet? De heer CRUL: Er moet op dit punt geen misverstand ontstaan, aangezien dit een eigen leven zou gaan leiden. U hebt ons verzocht in dezen de nodige prudentie te betrachten en dat hebben wij ook steeds gedaan. Toen wij de informatie hadden gevraagd, hebt u duide lijk te kennen gegeven dat u de informatie had geselecteerd voorzover zij naar uw mening op de zaak betrekking had. De VOORZITTER: Het college van burgemeester en wethouders heeft verklaard dat het u bepaalde informatie ter beschikking zou stel len. Dat betrof informatie die zeer uitgebreid was en aan de hand waarvan u zich volledig kon oriënteren. Niet ik heb de vertrouwelijk heid van dit gesprek in het geding gebracht u hebt zojuist gezegd dat de voorzitter van deze raad hierover wellicht iets meer zou kunnen zeggen en dat is de reden dat ik u, voorzover mij dat mogelijk is, bij deze gelegenheid opening van zaken geef. U hebt later zelf in een brief, waarvan ik mij de datum niet precies kan herinneren maar de tekst wel, aan burgemeester en wethouders medegedeeld: "Het hoeft niet meer van ons". Dat was de werkelijke gang van zaken. De heer CRUL: Het hoefde niet meer omdat de informatie gese lecteerd was. Zegt u dat er dan ook bij! De VOORZITTER: Er is niet geselecteerd, er is informatie overge legd die in redelijkheid kón worden overgelegd en die een ieder be kend was. De tweede opmerking die ik in dit verband zou willen maken be treft het functioneren van het college van burgemeester en wethouders. Wat mij steekt -- bij een andere gelegenheid zou ik zeggen: wat mij ernstig verdriet doet -- is de medeaeling van de heer Crul dat wij een volstrekt technische opstelling zouden kiezen. Ik zou bijna willen zeg gen dat ik een dergelijke opmerking al te dwaas vind. Wij oefenen ons vak bewogen uit en wij doen dat met alles wat in ons vermogen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1081