1083
28 NOVEMBER 1974
ideaal en evenmin volledig zijn. Voorts zullen wij trachten daar
nieuwe elementen en nieuwe instrumenten aan toe te voegen. Dit al
les zullen wij met bijzonder veel genoegen in de commissie voor alge
mene zaken periodiek aan de orde stellen, zodat de raad daar volle
dig met deze ontwikkeling kan meedenken.
In dit verband dient nog te worden opgemerkt dat het bureau-
- Veldkamp inderdaad heeft aangetoond dat de burgers in deze stad
meer -- en wellicht veel meer -- invloed op het beleid willen hebben.
Aan de andere kant -- ik ben mij terdege bewust van het risico van
het noemen van een enkel cijfer -- heeft altijd nog drie kwart van de
Bredase bevolking zich met een zekere mate van tevredenheid over
het stadsbestuur uitgesproken; de uitspraken variëren van ''zeer tevre
den" tot "gewoon tevreden", wat een mens ook wel eens op gezette
tijden is.
Ik kom toe aan enkele concrete opmerkingen. Door de heer Crul
en anderen is uitvoerig gesproken over de beschikbaarheid van ambte
naren voor de fracties. Ik moge eraan herinneren dat er tussen het col
lege van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad met instem
ming van de commissie voor algemene zaken zeer duidelijke afspraken
bestaan met betrekking tot de inschakeling van ambtenaren in aller
lei dingen die de raad en de raadsleden willen weten. Over de inscha
keling van ambtenaren kan naar ik meen op grond van de gemaakte
afspraken geen twijfel bestaan. In de tweede plaats heeft de heer Crul
een dringend beroep op de ambtenaren van de gemeente Breda gedaan
om hem en de zijnen bij de nadere uitwerking van hun beleid behulp
zaam te zijn. Ik meen dat kort en goed moet worden gezegd dat ten
aanzien van de inschakeling van ambtenaren ten eerste bijzonder goe
de afspraken moeten worden gemaakt. Er moet veel duidelijkheid be
staan, zowel ten opzichte van degenen die inlichtingen vragen, als
ten aanzien van de opstelling van de ambtenaren zelf. Ik vind dat
men te ver gaat als men concludeert dat bepaalde fracties - -ik noem
ze nu niet met name -- veel meer faciliteiten hebben dan andere
fracties. Een dergelijke opmerking lijkt mij ook ten opzichte van de
ambtenaren niet juist en niet correct. Mijns inziens heeft de praktijk
aangetoond dat onze ambtenaren beschikbaar zijn, zoals naar ik meen
juist de heer Crul de laatste tijd heeft gemerkt. Technische assisten
tie, die zich langzamerhand uitbreidt, kan men krijgen. Als men ech
ter om hulp op allerlei andere terreinen vraagt, dient daarover naar
mijn mening tussen raad, college en ambtenaren veel meer overleg
te worden gepleegd. Ik weiger dan ook in dezen op het ogenblik ook
maar enige toezegging te doen. Er zal in de nabije toekomst een vol
komen andere situatie ontstaan, vooral wanneer het vergoedingssysteem
en het systeem terzake van de onkosten voor de raadsleden zal worden
gewijzigd. Ik hoop van harte dat er dan voor u uit eigener beweging
mogelijkheden worden geschapen om u te helpen waar dat maar mo
gelijk en gewenst is.
Er is gesproken over de openbaarheid van de commissies van ad
vies en bijstand, waarover ik zojuist al iets heb gezegd. In dit verband
wil ik nog ingaan op een onderwerp dat door de heer Crul is aangesne
den: hij heeft namelijk een enigszins frappante en onuitvoerbare sug
gestie gedaan. Naar zijn mening zouden de voorzitters van de commis
sies van advies en bijstand uit het college van burgemeester en wet
houders in deze commissies een wat lijdelijke rol moeten vervullen en
zouden zij daar slechts een adviserende functie moeten hebben; zo heb
ik althans de opmerking van de heer Crul begrepen. Een dergelijke