1086 28 NOVEMBER 1974 capaciteit '73-'75 vrij veel verschillen zijn. Beide opmerkingen heb ben een grond van waarheid. In de methodiek die wij in Breda hante ren en waar ik wel een beetje trots op ben, onder meer omdat de ge meente Nijmegen onze werkwijze heeft overgenomen, bevinden zich, zoals wij ook altijd hebben betoogd, uiteraard ook onzekere elemen ten. Het is de bedoeling dat de berekening van de budgettaire capaci teit elk jaar wordt bijgesteld. De belangrijkste oorzaken van de ver schillen tussen het rapport '"73-'75" en de onderhavige begroting zijn drieledig. Er is een oorzaak van structurele aard., namelijk de invoe ring van de verfijnrngsregeling historische stadskernen en van de ver fijningsregeling ongewoon bevolkingsverloop, die respectievelijk een verbetering van 1,4 miljoen en f. 1,3 miljoen hebben opgeleverd. In de loop der jaren is een structurele verbetering opgetreden die uiter aard moest worden verwerkt in de budgettaire capaciteit '75. Voor '75 geldt een verbetering voor één keer, namelijk de invoering van de onroerend-goed-belasting, die twee gevolgen heeft. 'Ten eerste ver vallen de opcenten voor rijk en provincie, zodat de opbrengst daarvan aan onze gemeente ten goede komt; hiermee is een bedrag van ruim 1,1 miljoen gemoeid. Voorts is in de onroerend-goed-belasting de gebruiksheffing voor de "niet-woningen" opgenomen en wanneer de onroerend-goed-belasting volgens voorschrift in 1979 of eerder -- Bre da heeft tot het laatste besloten -- wordt ingevoerd treedt ook uit dien hoofde voor één maal een stijging van de gemeentelijke inkom sten op. Een derde factor, die geen reële verbetering tot gevolg heeft is het hoger uitvallen van de index-cijfers voor loon- en prijsstijgingen dan wij hadden verwacht, waarmee een correctie en een compensatie gepaard gaan, die de reële mogelijkheden voor Breda evenwel niet vergroten. Overigens dient de budgettaire capaciteit uiteraard ieder jaar te worden bijgesteld, ook al is de methodiek in mijn ogen goed. Als er veranderingen van de kant van het rijk komen, heeft dit in Bre da een herberekening tot gevolg. Over de nacalculatie en de kredietbewaking zou ik het volgende willen zeggen. Naar ik meen is het in deze raad geen geheim aat het college ernaar streeft zowel de kredietbewaking als de gemeentereke ning -- oftewel zoals men zou kunnen zeggen de nacalculatie -- zo snel mogelijk tot stand te brengen. Ik geloof te mogen zeggen dat wij daarmee in de loop der jaren al veel vooruitgang hebben geboekt: het berekeningsresultaat van het afgelopen jaar hebben wij reeds kunnen mededelen. Wij willen nog verder gaan. Men kan de rekening nog een half jaar laten doorlopen, maar wij sluiten haar in Breda vroeger af, aangezien dit nodig is om de eindcijfers te kunnen vaststellen. Wij willen trachten te bewerkstelligen dat de ongecontroleerde rekening over 1974 aan de raad of op zijn minst aan de commissies wordt gepre senteerd voordat de begroting van '76 wordt ingediend. Ik hoop althans dat dit met de rekening over 1974 zal gelukken, want er was heel wat werk voor nodig. Over de ongecontroleerde rekening hebben wij een uitvoerige bespreking gevoerd, waarbij tot uiting is gekomen dat ook de controle op de rekening van het verificatiebureau nogal veel werk vraagt, wat weer tot tijdsverlies leidt. Ik geloof dat het mogelijk zou moeten zijn de ongecontroleerde rekening over te leggen en die reeds met de commissies te bespreken. Als er na het onderzoek van de ac countant nog veranderingen in de rekening moeten worden aangebracht, kan dit nadien nog gebeuren. Er is voorgesteld eens per kwartaal kredietbewaking in te voeren; wij zouden dit drie keer per jaar willen doen. Het overzicht tot augus-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1086