1087
28 NOVEMBER 1974
tus 1974 heeft de raad inmiddels ontvangen. Wij zou - Ie methodiek
willen invoeren dat drie maal per jaar een beoordeling van de ontwik
keling van de begroting aan de raad wordt overlegd, waarin voor alle
sectoren zal worden aangegeven wat op dat tijdstip niet kan worden
uitgevoerd. Een dergelijke gang van zaken lijkt mij wenselijk, maar
of een en ander volkomen uitvoerbaar is zal in overleg met alle func
ties moeten worden nagegaan.
Voorts zijn er opmerkingen gemaakt over de nieuwe methode van
budgettering die wij hebben ingevoerd. De heer Dees heeft aandacht
gevraagd voor de uitbouw en de optimalisering, waarvan ook wij voor
standers zijn. De heer Geene heeft opgemerkt dat het systeem van de
"stapelbegroting" nog niet geheel verlaten is, een opmerking waar
wel iets van waar is, hoewel ik meen dat wij moeten vaststellen dat
wij de volkomen verstarde begroting, zoals deze in tal van gemeen
ten wordt gehanteerd, hebben doorbroken. Dankzij de budgetterings
methode hebben wij ontdekt dat er binnen de diverse portefeuilles
verschuivingen optreden en dat door de toekenning van de 2 %-ruimte
meer beweging in de begroting is gekomen dan in het verleden het ge
val is geweest. Ik geloof overigens dat wij het systeem van de "stapel-
begroting" niet zonder meer zullen kunnen verlaten. Elementen daar
van zullen naar ik verwacht nog geruime tijd blijven doorwerken.
Naar aanleiding van de opmerkingen over de meerjarenbegroting
en in verband daarmee over een beleidsplan kan ik mij naar ik meen
zuiver tot de meerjarenbegroting beperken. Aan het adres van de
heer Houben wil ik erop wijzen dat een sluitende begroting door ons
niet als het hoogste goed of een doel op zichzelf wordt gepresenteerd.
Wij hebben van onze kant herhaaldelijk betoogd dat men moet afwe
gen of men wil kiezen voor een sluitende begroting, waarbij de ge
meenteraad kan bepalen waar hij binnen een smalle marge zijn prio
riteiten wil leggen dan wel voor een niet-sluitende begroting, waar
mee controle door hogere overheden gepaard gaat, zodat in feite de
beleidsmarge van de Bredase raad naar de controle-ambtenaren wordt
verlegd. Dat is het kernpunt van onze opstelling in de afgelopen ja
ren geweest en ik meende er goed aan te doen daarop even te wijzen.
De heer Crul heeft gezegd dat het ambtelijk apparaat de uitda
ging aankan. In dit verband zou ik een wat gemene opmerking willen
maken, die echter niet kwaad bedoeld is: mijn voorbereiding is enigs
zins in de war geraakt, aangezien één van de ambtenaren met ie ik
een gesprek had op een gegeven ogenblik werd weggeroepen omdat de
heer Crul hem dringend nodig had! Ik heb mij toen even afgevraagd
wie het eerste recht had. Uit de opmerking van de heer Crul zou men
kunnen afleiden dat het college de eerste rechten zou hebben, maar
in de praktijk blijkt het ook wel eens anders uit te vallenEr is ge
zegd dat de ambtenaren de uitdaging aankunnen. De ambtenaren van
de afdeling financiën die hier aanwezig zijn horen het nu ook eens
van een ander! Hierbij wil ik de kanttekening maken dat de presenta
tie van duidelijke cijfers die inzicht in de begroting geven door de
ambtenaren is uitgevoerd, maar dan op zeer sterke aandrang van het
college zelf. Eén van de elementen die noodzakelijk is voor het be
stuur van de stad -- waarin de financiën een bepaalde rol spelen --
is het inzicht in de begroting en in de cijfers. Van de zijde van het
college is er jarenlang naar gestreefd de inzichtelijkheid zo groot mo
gelijk te maken.
Ten aanzien van de meerjarenbegroting wil ik mij beperken tot
de financiële aspecten. In het kader van de automatisering en de ont-