1088
28 NOVEMBER 1974
wikkeling die daardoor op gang is gebracht is het mogelijk -- zij het
met enkele onzekere elementen --de budgettaire capaciteit te bere
kenen en rekeningen over alle budgetten heen op te stellen. Daartoe
is een nieuw plan opgesteld, maar ik zal de raad niet met alle tech
nische details vermoeien, mede omdat deze ook voor mij te moeilijk
zijn. In ieder geval is mij verteld dat er op dit gebied door het nieuwe
plan -- het zgn. "stelplan' -- mogelijkheden zijn. Vervolgens komt
de vraag aan de orde welke financiële methodiek men bij ae meerja
renbegroting moet toepassen. Daarbij kan men zich tevens afvragen
hoe men moet handelen met hetgeen wij thans de "2 %-ruimte" noe
men, of men het eerste jaar met een gedetailleerde begroting en de
volgende jaren met een globale begroting zal werken en of men de
consequenties redelijkeiwijs kan toetsen. Ik durf niet te voorspellen
dat wij hiermee al in de loop van het volgend jaar gereed zullen zijn,
maar het lijkt mij wel mogelijk dat wij uiterlijk in het jaar daarop
financieel gezien kans zien de meerjarenbegroting bij de raad te intro
duceren.
Veel van de gemaakte opmerkingen over de doeluitkeringen kan
ik onderschrijven. Het streven naar gezondmaking van de gemeente
lijke financiën en naar een eigen beleid wordt in sterke mate door
kruist als er in de sector doeluitkeringen duidelijk tekorten aanwezig
zijn. Als er koppelsubsidies worden verstrekt of als door toewijzing
van speciale werkgelegenheidsprojecten bepaalde werken met voorrang
in gang worden gezet, wordt het gemeentelijk functioneren uiteraard
op een gegeven ogenblik doorkruist. De Vereniging van Nederlandse
Gemeenten heeft in een brief van 3 oktober aan de Tweede Kamer op
deze kwestie gewezen. Het is inderdaad juist dat alleen al in de sec
tor onderwijs de gemeenten per jaar 250. 000. 000, -- op de uitke
ringen moeten toeleggen; voor onze gemeente geldt dat er een bedrag
van ongeveer f. 2, 6 miljoen extra moet worden opgebracht. Er is nog
een belangrijke achterstand in de vaststelling van de definitieve norm
vergoeding. Bij het kleuteronderwijs zijn de stichtingskosten sedert
1971 niet opnieuw vastgesteld en bij het basisonderwijs zijn de norm
vergoedingen sinds 1968 niet meer definitief vastgesteld. Mijns inziens
is er op dit gebied veel verbetering nodig. Zelfs op de politie moeten
de gemeenten, landelijk gezien, ƒ.30 miljoen toeleggen, zoals de
V. N. G. heeft medegedeeld. Op de politie kom ik overigens in een
ander verband nog terug.
Ten aanzien van de sociale bijstand en wat daarmee samenhangt
noem ik het volgende aspect: de uitkeringen lopen achter, doordat wij
elk jaar 10 °Jo voor eigen rekening moeten nemen. Door de stijging
van de uitkeringen die wij al jarenlang meemaken is er eigenlijk spra
ke van een nadelige post voor de gemeente. Daarnaast komen de uit
voeringskosten volledig voor rekening van de gemeente, waarbij moet
worden aangetekend dat in de algemene uitkering een bedrag voor de
sociale bijstandsuitkeringen is opgenomen. Persoonlijk ben ik van me
ning dat een gemeente die "in de pas loopt" geen nadelige gevolgen
ondervindt, maar dat de uitkeringen in Breda door tal van oorzaken
enigszins aan de hoge kant liggen.
Sprekend over de samenstelling van de gemeentefondsuitkering,
wil ik erop wijzen dat het dominerend deel daarvan gebaseerd is op het
aantal inwoners en dat deze methode, in het bijzonder voor Breda,
een onjuist en gevaarlijk element inhoudt. Speciaal in steden als Bre
da dient men op grond van zijn centrumpositie allerlei voorzieningen
te creëren voor stad en omgeving, terwijl de uitkering die overwegend