1092
28 NOVEMBER 1974
hoewel ik desgewenst bereid ben hier z. _r uit' oerig op in te gaan.
Technisch is dit vraagstuk vrij ingewikkeld en moeilijk.
Ik ga thans over naar de onderwijsportefeuille. De behoefte aan
de school voor h„e. a„ o„ wordt door ons onderschreven. In samenwer
king met de gemeente is door het Instituut Hoger Beroepsonderwijs de
aanvraag van de Stichting overgenomen en wij proberen op alle mo
gelijke manieren de school voor h. e. a. o. in Breda van de grond te
krijgen.
Met betrekking tot de regionalisering van de schooladviesdienst
kan ik mededelen dat de werkgroep op 28 mei j. 1. is gei'nstalleerd.
Vergaderingen van de plenaire werkgroep vinden elke maand plaats;
er zijn twee subcommissies, één voor de activiteiten in het werkge
bied en één voor de juridische vormgeving. Naar aanleiding van het
pleidooi voor rijkssubsidie aan de S. A, D. kan ik een verheugende me
dedeling doen. Na herhaalde aandrang bij het ministerie hebben wij
deze week telefonisch het bericht gekregen dat in 1975 voor het eerst
rijkssubsidie zal worden genoten tot een bedrag van 250.000,--.
Dit is geen projectsubsidie, maar een algemene subsidiewaaromtrent
bij brief nog nadere voorwaarden zullen worden gesteld. Wij hebben
begrepen dat als voorwaarden zullen worden gesteld dat de activitei
ten door de minister zijn goedgekeurd, dat de begroting en het werk
plan worden ingediend -- dat is overigens reeds gebeurd -- en dat de
subsidie niet tot verlaging van andere subsidies leidt. Daarnaast is het
ons duidelijk geworden dat een commissie ex artikel 61 van de ge
meentewet op dit ogenblik voor de rijksoverheid acceptabel is. Indien
een gemeentedienst in het geding was geweest, zou een dergelijke
commissie niet acceptabel zijn geweest, omdat men de eis stelt dat
het gehele werk door het onderwijs wordt gedragen. Ik meen dat dit
een verheugend bericht is, waarin ik overigens een erkenning vind van
het streven van de schooladvies- en begeleidingsdienst naar een funda
mentele aanpak in het kleuter- en basisonderwijs voor alle kinderen
in de stad Breda, teneinde hun in het leven goede kansen te geven.
Het is bijzonder prettig dat de rijksoverheid dit werk op deze wijze
wil erkennen.
De heer Dees heeft een vraag gesteld met betrekking tot een werk
groep of studiegroep inzake de permanente educatie. Er liggen vrij
veel relatielijnen tussen cultuur, vormingswerk voor volwassenen en
onderwijs; met mijn collega heb ik daarover al enkele gesprekken ge
voerd en ik meen dat wij kunnen toezeggen dat wij in eerste instantie
een inventarisatie zullen maken. Nadat de inventarisatie gereed is,
zouden de zin en de mogelijkheid van een eventuele studie- en werk
groep nader kunnen worden bekeken.
Hoewel ik mijn spreektijd wellicht al heb overschreden, zou ik
nog enkele opmerkingen over de alternatieve begroting willen maken,
omdat ik meen dat men zich daarover zou kunnen beraden. Zo wijs
ik erop dat de kapitaallasten samenhangen met onze wettelijke taak,
met "medewerkingsbesluiten", met nieuwbouw, met nieuwe leermid
delen enz. Wij zijn wettelijk verplicht medewerking te verlenen en
met het oog daarop zouden wij onszelf enigszins bedriegen als wij de
kapitaallasten niet in de begroting zouden opnemen, aangezien de
gevolgen van het verlenen van medewerking toch op onze rekening
terecht zullen komen. Met betrekking tot de subsidie oudercommissie
wil ik op het volgende wijzen. In staatsblad 459 is een K. B. van 17
juli j. 1. verschenen, op grond waarvan per 1 januari 1975 de kosten
voor de oudercommissies die tot nu toe voor het bijzonder onderwijs
in de stad Breda niet werden betaald, voor vergoeding in aanmerking