28 NOVEMBER 1974
1097
was, een opvatting waarmee ik het eens ben. Mijns inziens zs. ''et
welzijnswerk niet in zijn volle omvang mogelijk zijn als wij de vrij
willigers moeten missen. Er zijn enkele sprekende voorbeelden: zo
heeft de Stichting Bejaardenwerk twaalf beroepskrachten, maar honder
den vrijwilligers en als deze zich zouden terugtrekken zou het gehele
werk van de Stichting op losse schroeven komen te staan. Hetzelfde
geldt voor de radio-uitzendingen voor zieken van "De Zonnebloem"
en dergelijke instituten.
De heer DEES: Neemt men daar ook alleen maar gemotiveerde
cliënten aan?
Wethouder DE RAAFF: Ik weet niet of het allemaal maatschappe
lijk werk is, in de diverse betekenissen die deze term kan hebben.
Tot slot zou ik een vraag aan de heer Crul willen stellen De heer
Crul heeft -- evenals op sommige punten de heer Hou'ben -- betoogd
dat de materiële onafhankelijkheid van grote groepen burgers bevor
derd zou moeten worden, teneinde onder meer te bereiken dat deze
burgers bestuurlijk niet meer buiten spel staan. Daarbij is sprake van
het verlenen van materiële faciliteiten, van extra maatschappelijk
werk, van extra wijkcentra en extra wijkopbouwwerk voor de sociaal
zwakkere wijken, alsmede van een verhoging van de kwaliteit van het
bestaan met hoge voorrang voor kwetsbare groepen. Als men al deze
wensen overziet, verwacht men dat er geld zal moeten worden uitge
trokken. Helaas wil de heer Crul dan echter ineens de uitbreiding van
de sociale dienst halveren. Ik begrijp de redenering niet goed en bo
vendien vraag ik mij af of de heer Crul weet wat de sociale dienst
móet doen. Prioriteiten kan men alleen stellen voor activiteiten die
men kan verrichten, maar er zijn activiteiten die men móet verrich
ten. Het is onze vaste overtuiging dat de sociale dienst niet kan wer
ken als de onderhavige uitbreiding niet tot stand komt. Wat de socia
le dienst voornamelijk doet is concrete hulp bieden aan de individue
le mens. Zonder dat de heer Crul dit duidelijk heeft uitgesproken heb
ik de indruk dat hij groepen van mensen wil helpen en structuren wil
veranderen. De keuze die dan moet worden gedaan is tussen het veran-
ueren van structuren en het helpen van groepen mensen enerzijds en het
helpen van de individuele mens, zodat deze niet in de kou blijft staan,
anderzijds. Dit is de keuze en ik zal graag vernemen of mijn bezorgd
heid juist is dat de heer Crul meer neigt tot het veranderen van structu
ren ten behoeve van groepen mensen terwijl hij de hulp aan de indivi
duele mens als secundair beschouwt.
Ik zou het hierbij willen laten.
De heer JONGENEEL: Ik ben blij dat de heer De Raaff vanavond
niet naar de Stadsschouwburg is gegaan. Nu hebben wij hier vanavond
in ieder geval een kleine Wim Kan gehad
De VOORZITTER: Dat is ieder jaar zo, hoor!
Wethouder VAN DUN: Bij mijn betoog wil ik dezelfde beperkingen
maken, als u, mijnheer de voorzitter, hebt gedaan. Ook mijn betoog
zal fragmentarisch zijn in verband met de veelheid van onderwerpen
die mij aangaan, terwijl ik hoop dat op een aantal punten bij de be
handeling van de deelbegrotingen een diepgaander discussie kan wor
den gevoerd.
De heer Dees heeft de notulen van 7 maart 1974 ten tonele ge-