1098 28 NOVEMBER 1974 voerd. Om misverstand te voorkomen wijs ik erop dat de opmerking die ik destijds maakte -- ik kan haar ook nu weer maken -- slechts in relatie stond tot het betoog van collega De Raaff, die vóór mij het woord voerde. De heer De Raaff is, zoals de heer Jongeneel zojuist nog heeft gezegd, in staat in zijn portefeuille een ludiek element te introduceren, terwijl mij dit temidden van het glas, het beton en het staal niet lukt. Dit was de bedoeling van mijn opmerking en ik ben het volkomen met de heer Dees eens dat op het gebied waar ik mij mee bezighoud dagelijks zeer belangrijke aspecten van ludiek milieu en welzijn aan de orde komen; daarover bestaat tussen ons naar ik meen geen misverstand. Zoals te doen gebruikelijk zijn de Haagse Beemden aan de orde geweest. Er is wat gegoocheld met jaartallen: de heer Dees heeft erop gewezen dat het bijna 1975 is en in verband daarmee de vraag gesteld hoe het met onze afspraken moet gaan, terwijl de fractievoorzitter van het C. D.A. enige bezwaren heeft tegen misvattingen in de krant omtrent het exacte jaar waarin wij in Haagse Beemden zullen begin nen te bouwen. In het kort wil ik enkele notities bij de Haagse Beem den maken. Het is bekend wat de gemeenteraad van Breda in januari 1974 heeft besloten. Wij hebben de raad toegezegd dat er inderdaad in de loop van 1974 nog enkele besluiten zouden worden genomen, die zouden samenhangen met de drie reeds eerder genoemde criteria: de aantrekkelijkheid van het plan, de financiële haalbaarheid en de organisatievorm waarin wij de Haagse Beemden willen gaan ontwikke len. Ik meen erop te mogen wijzen dat wij 1974 niet halen en dat daarvoor de volgende oorzaken kunnen worden aangewezen. Het lijkt mij goed er eens aandacht voor te vragen dat iemand die de opdracht zou krijgen een stad van 40.000 inwoners te bouwen zich naar ik meen zal doen omgeven door een staf van deskundigen en medewerkers om het probleem tot een redelijke en optimale oplossing te brengen. Hoe wel niet hoeft te worden getwijfeld aan de deskundigheid en het werk- inzicht van degenen die zich in het gemeentelijk apparaat met de Haagse Beemden bezighouden, moet men bedenken dat juist dezelfde personen zich veelal bezighouden met de binnenstad en andere kwes ties. Ik vraag dan ook begrip van de raad voor het feit dat de afspra ken aangaande de tijd wel eens iets rekbaarder kunnen zijn dan wij tevoren aannemen. Daarnaast zijn wij uiteraard ook in conflict met externe situaties. Ik breng de raad in herinnering dat wij er pas kort geleden van in ken nis zijn gesteld dat het bestemmingsplan "Haagse Beemden" rechts kracht heeft gekregen, terwijl bovendien -- ook dat is een zuiver ex terne kwestie -- de gebiedstoevoeging van de Haagse Beemden aan Bre da nog niet tot stand is gekomen. Externe en interne factoren brengen ons tot een verschuiving in afspraken, maar ik kan de heer Dees en de overige raadsleden mededelen dat het college voornemens is op 27 februari 1975 een extra raadsvergadering te houden, waarin de toege zegde besluitvorming aan de orde zal zijn. Deze extra raadsvergade ring zal worden voorafgegaan door vier gecombineerde vergaderingen van de commissies voor ruimtelijke ordening, openbare werken en fi nanciën, waarvoor nog dezer dagen uitnodigingen zullen worden ver zonden. De heer Geene heeft enige moeite met het tijdstip waarop met de bouw in de Haagse Beemden zal worden begonnen. Teruggrijpend op onze door de meerderheid van de raad onderschreven motivering van de noodzaak om in de Haagse Beemden te bouwen, meen ik dat wij om geloofwaardig te blijven, om de suburbanisatie tegen te gaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1098