28 NOVEMBER 1974 1099 en om de centrumfunctie van Breda te versterken op korte termijn met de activiteiten moeten beginnen. Wanneer wij aankondigen dat wij, indien de raad de vereiste besluiten neemt, op 1 september 1976 met de bouw in de Haagse Beemden beginnen, is dat eigenlijk al bij zonder laat. Dit is echter een tijdstip dat niet op vergissingen in de krant berust, maar op een met moeite bereikte doch verwezenlijkbare realiteit. Nog enkele opmerkingen over de externe situatie met betrekking tot de Haagse Beemden. In Breda wordt bijzonder consciëntieus en hard gewerkt om de situatie inzake de Haagse Beemden aan onszelf en de raad duidelijk te maken. Een veelheid van ambtenaren verga dert wekelijks teneinde onder leiding van een stuurgroep inzicht te krijgen in de financieel-economische en de planologische problemen, daarvoor oplossingen te vinden en deze oplossingen op voor raadsvoor stellen geschikte wijze te formuleren. De groepen die zich met deze zeer ingewikkelde taak bezighouden zijn multidisciplinair samenge steld, zodat wij niet alleen van het gezichtspunt van openbare werken uitgaan maar zo veel mogelijk mensen bij de gang van zaken betrek ken. Wij werken bovendien onder grote druk van de provincie. Het zal de raad duidelijk zijn dat aan de "groeibrieven" die destijds door de provincie aan Breda en enkele randgemeenten zijn gezonden, het standpunt ten grondslag ligt dat Breda zo snel mogelijk met de bouw in de Haagse Beemden dient te beginnen omdat men anders bij het be- stemmingsplanbeleid voor de buitengebieden en de randgemeenten met de handen in het haar zit. In overleg met Breda hebben de direc te randgemeenten besloten een rem op de ontwikkeling te zetten, nu zij te snel zijn gegroeid. Zoals de raad weet behoort het tot het beleid van de provinciale overheid dat in gebieden waar dit niet spontaan ge beurt van de kant van de provincie een rem op bepaalde ontwikkelin gen is gezet. Dit alles gebeurt echter onder het voorbehoud dat er een alternatief is waar de provincie naar kan verwijzen, namelijk de Haagse Beemden. Bijzonder plezierig is het te ervaren dat tot op heden ook het rijk zeer veel positieve aandacht voor de Haagse Beemden heeft. Tijdens contacten die wij -- laatstelijk ook in Breda -- hebben gehad is ge bleken dat het uitgangspunt van het rijk op het ogenblik wordt gevormd door de vraag hoe het onze gemeente kan helpen de bouw in de Haag se Beemden financieel mogelijk te maken. Voor het departement, dat zich op het ogenblik met de materie bezighoudt, is het geen vraag of de Haagse Beemden ontwikkeld moeten worden. Ten departemente -- dat is ook in overeenstemming met de politiek van minister Gruy- ters -- voert men met alle middelen een beleid dat suburbanisatie moet tegengaan, zoals onder meer uit de besluitvorming ten aanzien van andere delen van Nederland blijkt. In dit verband is het "bijzonder plezierig dat het college in de maand december rechtstreeks contact met de minister zal hebben teneinde enkele financiële aspecten te be spreken die straks voor de besluitvorming van de raad van belang zul len zijn. Terecht heeft de heer Geene gezegd dat wij voor de Haagse Beem den geen gebruik kunnen maken van de ervaring die met de inspraak inzake de binnenstad is opgedaan, omdat wij niet weten met wie wij over de Haagse Beemden moeten spreken. Het is immers onbekend wie de toekomstige bewoners zullen zijn. In het kader van het betoog van de burgemeester lijkt het mij van belang dat ook de commissie voor algemene zaken haar visie geeft over de in dezen gewenste han delwijze. Overigens wil ik op een bepaalde vorm van inspraak wijzen:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1099