28 NOVEMBER 1974 1103 zig te houden, zoals bijvoorbeeld met de brandveiligheid. Er is een bouwplan ingediend dat in de ogen van de gemeente geen genade heeft gevonden, onder meer op grond van de genoemde overweging. Vervolgens iets over het zware verkeer dat door woonwijken rijdt. Het is verheugend dat één daarmee samenhangend probleem zeker tot een oplossing zal komen, nu de regering de verbinding van rijksweg nr, 58 met de E 10 op haar uitvoeringsprogramma heeft gezet, hetgeen ertoe zal leiden dat de zuidelijke rondweg van dit verkeer ontlast zal worden en wij op de andere route ook het zware verkeer zullen kunnen brengen. Daarmee zijn de problemen overigens niet opgelost, aange zien wij ook nog te maken hebben met de zo beruchte weg Breda- Baarle Nassau. Ten aanzien van de horecabedrijven in Ginneken heeft de heer Geene initiatieven van zijn fractie aangekondigd. Over dit onderwerp zal door de raad aan de hand van een preadvies of een mededeling moeten worden gesproken. Zoals de raad weet hebben wij ons verplicht de mogelijkheden of onmogelijkheden van een bestemmingsplan, een voorbereidingsbesluit of toepassing van art. 352 van de bouwverorde ning gezamenlijk te bespreken. De heer Houben heeft evenals in de vorige raadsvergadering ge pleit voor een oplossing van de problematiek van de panden in de bin nenstad. Ik voel enigszins met hem mee en ik meen dat men moet overwegen de ontwikkeling om te buigen. Overigens moeten wij eer lijk vaststellen wat er in het verleden is gebeurd. De gemeente had panden in haar bezit en had geen geld, zodat zij de panden in de bin nenstad met een restauratieplicht heeft verkocht, een handelwijze waarvan men zich kan afvragen of zij erg netjes is. De heer Houben heeft voor een andere benadering gepleit: naar zijn mening moeten de ze panden aan een Stichting of aan anderen worden overgedragen. Een dergelijke stichting zal overigens ook over financiën moeten be schikken, zodat op deze manier een financieel probleem wordt ver legd en ik vraag mij af of dat de oplossing is. Overigens wijs ik erop dat wij ook in het verleden panden in de binnenstad hebben aangekocht die hun functie gaan bewijzen. Het duidelijkste voorbeeld is mijns inziens de reeks panden in de Catharinastraat. Vervolgens enkele opmerkingen over de werkterreinen, waarover naar ik aanneem collega Van Graafeiland nog iets meer zal zeggen; door het betoog van de heer Dees op dit punt voel ik mij echter enigs zins aangesproken. Ik heb begrepen dat hij veel waardering heeft voor de veelbelovende kantorennota en voor de actieve acquisitie van het college. Door middel van een optelsom en een aftreksom komt de heer Dees dan tot een ruimtelijke tekortkoming in beide opzichten. In de eerste plaats meen ik dat de heer Dees terecht een bepaal de motivering aan zijn pleidooi voor een snelle ontwikkeling van de werkterreinen ten grondslag legt en dat deze niet afwijkt van de moti vering voor de noodzaak van de ontwikkeling van het woongebied. Ik neem derhalve aan dat er sprake is van een evenwichtige benadering. In de tweede plaats iets over de ruimtelijke vertaling van de kantoren nota die in mijn sector moet worden verzorgd. Wanneer de heer Dees zelf de opmerking maakt dat er ook kantoren in de binnenstad moeten zijn, zal het hem duidelijk zijn dat het een langdurig proces is geweest de kantorenvisie in de sector economische zaken te enten op de ont wikkeling in de binnenstad om te voorkomen dat zich straks onafhan kelijk van elkaar twee ontwikkelingen voordoen. Het is verheugend dat wij in dezen een enigszins bredere visie hebben. Over het industrieterrein-Haagse Beemden het volgende. Ik ben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1103