28 NOVEMBER 1974
1109
terreinen dienen te liggen, waarbij in het belang van de werkgelegen
heid voor heel Brabant in het bijzonder de v*er grote Brabantse ge
meenten een centrale rol zullen spelen.
Al meer dan eens is opgemerkt dat speciaal de rijksoverheid het
vestigingsklimaat beihvloedt. Het is een feitelijk gegeven dat bepaal
de bedrijven er de voorkeur aan geven zich In België te vestigen, in
verband waarmee de volgende getallen kunnen worden genoemd. Van
1970 tot 1973 zijn door Nederlandse bedrijven over de grens ongeveer
2700 arbeidsplaatsen gecreëerd en daarmee zijn investeringen van
312 miljoen gemoeid geweest. De redenen daartoe zijn duidelijk-
het fiscale klimaat is beter, er zijn snel en soepel verlopende proce
dures, zo nodig tot aan Brussel toe. de grondprijzen zijn vrij laag en
de goedkeuringsvoorschriften zijn vrij simpel. Dit alles kunnen wij
hier constateren, maar wij kunnen er zeer weinig aan doen, omdat
hier een primaire verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid ligt om
in algemene zin de situatie te verbeteren.
Tot zover mijn opmerkingen over economische zaken. De drie
onderdelen van jeugd, sport en recreatie zou ik graag afzonderlijk wil
len behandelen, waarbij ik eerst iets wil zeggen over het jeugdbeleid.
Het jeugdbeleid dat heden ten dage wordt gevoerd is gebaseerd op de
jeugdnota 1968. Wij kunnen constateren dat sedert 1968 vrij belangrij
ke verschuivingen veranderingen en vernieuwingen zijn opgetreden.
In de jeugdnota 1968 werd over het J. A.C., over kindercentra, over
jeugdwelzijnsbeleid, over crisiscentra, over speelbeleid, over dienst
verlening en over begeleiding niets gezegd, terwijl dit begrippen zijn
die inmiddels volkomen zijn ingeburgerd. Dit houdt onder meer in dat
de beleidsnota 1968 aan een herziening toe is, waarbij de daarin ge
noemde aspecten dienen te worden geëvalueerd en nieuwe aspecten
van het jeugd- en jongerenwerk zullen moeten worden toegevoegd. In
dat verband zullen organen en instellingen de bereidheid moeten heb
ben aan hun eigen identiteit te sleutelen en zullen de diverse werkter
reinen duidelijk moeten worden afgebakend en op elkaar moeten wor
den afgestemd. Een en ander houdt een vrij veel omvattende studie
in, waarvan de resultaten redelijkerwijs pas op zijn vroegst eind 1976
mogen worden verwacht.
Een specifieke vraag van de heer Dees betreft de situatie bij het
jeugd- en jongerencentrum. Inderdaad is in het recente verleden de
nodige stof opgewaaid inzake het bestuur van het J, J.C.onder meer
via ae pers. Op zichzelf is hier sprake van een te waarderen openheid.
Cp het ogenblik is de situatie dat een voltallig bestuur functioneert,
waardoor reeds een zekere rust binnen het centrum wordt gewaarborgd.
Cok in de vacature voor een directeur zal op korte termijn kunnen wor
den voorzien- gisteren heeft het college ingestemd met de kandidatuur
die het bestuur van het jeugd- en jongerencentrum zich gesteld ziet
en gesteld heeft. Inmiddels zijn met de provinciale inspecteur van
cultuur, recreatie en maatschappelijk werk gesprekken op gang ge
bracht inzake de subsidiëring van het J, J. C. Om voor subsidie in aan
merking te komen dient het centrum te voldoen aan een aantal basis
voorwaarden die het ministerie stelt, bijvoorbeeld met betrekking tot
de activiteiten en de organisatiestructuur, In het begin van december
gaan wij hierover met het jeugd- en jongerencentrum en het ministerie
verder spreken. De bestuursvorm, de plaats van de beroepskrachten,
de mogelijke splitsing van jeugd- en jongerenwerk die in de laatste
vergadering aan de orde is geweest, alsmede de doelstelling en de mid
delen van een toekomstig beleid zullen tussen de gemeente en het
jeugd- en jongerencentrum onderwerp van gesprek moeten zijn, omdat