1110 28 NOVEMBER 1974 vooralsnog in ieder geval mijn indruk is dat over deze aspecten geen overeenstemming bestaat. Overigens zijn wij daarbij wel van mening dat het centrum ruimschoots de gelegenheid moet hebben zelf tot een standpuntbepaling te komen. Daarbij is het duidelijk dat de wet op de stichtingen niet mag worden overtreden en dat subsidiëring vanwege het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk moge lijk blijft. Uit het bij de algemene beschouwingen ingediende amendement van de linkse partijen blijkt dat de bedragen die zijn uitgetrokken voor rente in verband met speeltuinen en voor het gemeenschapshuis in de Liesstraat niet in dank zijn afgenomen. Als ik dit projecteer tegen de uitspraken die deze groeperingen in hun programma en tijdens de alge mene beschouwingen hebben gedaan, is het enigszins merkwaardig dat dit standpunt wordt ingenomen, aangezien beide projecten op verho ging van het welzijn betrekking hebben, in het ene geval door middel van een onderzoek dat kan leiden tot verbetering van de accommoda ties op het gebied van de speeltuinen, in het andere geval door een directe en noodzakelijke verbetering van het gemeenschapshuis aan de Liesstraat waar zoals men weet in de omtrek geen enkele andere moge lijkheid voor redelijke recreatie bestaat. Op het gebied van de sport meen ik te mogen zeggen dat de voor stellen die de raad het afgelopen jaar hebben bereikt de situatie ten aanzien van het zwemwater aanzienlijk hebben verbeterd. Als ook het zwembad "Het Ei" gereconstrueerd is, is het aanbod van zwemwater gelet op de bevolkingsomvang en de normen up to date. Hetzelfde kan niet worden gezegd van de sportaccommodaties. Het is de bedoeling -- dit in antwoord op een vraag van de heer Dees -- de raad in 1975 een nota inzake het sportbeleid voor te leggen, waarin de beleidsvoor nemens op langere termijn worden gepresenteerd. Voor een belangrijk deel zal deze nota kunnen worden gebaseerd op de nota sportbeleid van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk die zeer kort geleden is uitgebracht. Afgezien daarvan echter is het naar onze mening noodzakelijk dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een zgn. "draagvlak onderzoek" instelt, op basis waarvan aan de hand van de samenstelling van de bevolking en de ontwikkelingen op het gebied van de sportbeoe fening de aantallen en de soorten van sportaccommodaties kunnen wor den bepaald. Daarop vooruitlopend, kan ik nu al constateren dat in o- vereenstemming met de rapportage omtrent de Hoge Vucht in Breda- - Noord een acute behoefte aan een wijksporthal bestaat. De kans be staat dat daar op een redelijk korte termijn in wordt voorzien. Op dit ogenblik zijn er contacten met het schoolbestuur van de streekschool die zouden kunnen leiden tot vawindcrmg- van de sporthal in-oen. wijk sporthal. Daartoe hebben wij op het ogenblik alle medewerking van zowel het schoolbestuur als het departement en wij hebben de stellige overtuiging dat een multifunctioneel gebruik van de dan ontstane wijk sporthal korte termijn in de bestaande behoefte kan voorzien. Ook staat al wel vast dat een sportcomplex aan de Kwakkelhutstraat, waar wijken als Tuinzigt, Westeinde en Vestkant op zijn aangewezen, in een dringende behoefte zou voorzien. Ook op het gebied van de sport zou aanvaarding van het amende ment van P. y. d. A. enP. P.R. allerlei consequenties hebben. Opnieuw is het merkwaardig dat bijvoorbeeld de voorgenomen verbeteringen van de wedstrijdaccommodatie voor amateursport, alsmede de veiligheid en de grotere mogelijkheden voor recreatiesport worden "ingeleverd"

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1110