1112
28 NOVEMBER 1974
heer Crul ergens iets achter zoekt. De informatie is bepaald niet op
dinsdag verstrekt» doch op weliswaar korte maar toch redelijke termijn
voor de commissievergadering. Overigens heb ik niet de indruk dat
de leden van de commissie voor jeugd en sport een zo belangrijk as
pect in de commissievergadering over het hoofd zouden zien.
Wethouder SANDBERG: Ik zal van mijn kant een bescheiden po
ging doen om het ietwat uitgelopen tijdschema in positieve zin te cor
rigeren, maar ik veroorloof mij op de cultuur iets uitvoeriger in te
gaan dan de summiere opmerkingen die aan mijn adres zijn gemaakt
wellicht zouden rechtvaardigen. Veel is er vanavond over de cultuur
niet gezegd, misschien omdat er sedert 1967 wel veel over dit onder
werp is gesproken» waarin ik zelf bij meer dan één gelegenheid mijn
steentje heb bijgedragen. De afgelopen jaren hebben wij niet alleen
veel gesproken en gedacht» maar ook veel geschreven. De markantste
uitingen daarvan zijn naar ik meen de cultuurnota 1968, het rapport
"Schets van een cultureel centrum" van de culturele raad, de nota
projectgroepen en de nota inzake de kunstzinnige vorming, eveneens
van de culturele raad. Daarnaast hebben vele culturele instellingen
in onze gemeente nieuwe wegen ingeslagen. Zo zoeken wij voorzich
tig en soms enigszins experimenteel naar aansluiting op gewijzigde
verlangens en inzichten, In dit verband moge ik de aandacht vestigen
op de muziekschool» op de invoering van het a. m. v. - onderwijs die
nog niet geheel van de grond is gekomen maar waarheen wij al een
heel eincfop weg zijn, op de bibliotheek die zoals ik bij de aanbieding
van de nota heb gezegd de indruk wekt te zijn opgestaan uit een stof
fig verleden en zich inmiddels op moderne wijze aan ons presenteert,
op de schouwburg en op het succes dat daar met de abonnementenver
koop wordt geboekt. Ten aanzien van de schouwburg gebruik ik altijd
graag de terminologie waarvan de directeur van de schouwburg zich
in dezen bedient- het lijkt wel of zijn cultuurtempeltje een soort van
cultureel marktplein voor onze gemeente is geworden. Tot slot wijs
ik op "De Beyerd", ook gekarakteriseerd als meer openheid, contact
met de kunstenaars en dienstverlening aan diverse groepen.
Uit alle nota's, rapporten en ontwikkelingen blijkt een wens tot
heroriëntatie, wellicht ingegeven door de groeiende aandacht voor het
immaterieel welzijn en de rol van de cultuur daarin. Overigens mogen
wij naar ik meen vaststellen dat deze wens niet alleen bij de stedelij
ke overheid bestaat. Wel moeten wij constateren dat de optelsom van
het denken, praten, schrijven en het voorzichtige doen niet inhoudt
dat nieuwe uitgangspunten en doeleinden voor het cultuurbeleid nu
systematisch zijn of worden toegepast. Deze wethouder van cultuur
heeft thans drie maanden in de culturele keuken van Breda kunnen kij
ken. Ik ben daarbij tot de conclusie gekomen dat er vele potjes op het
vuur staan die van buiten wellicht identiek zijn maar waarvan de in
houd volkomen verschillend is. Men zou kunnen zeggen dat er voorge
rechten» hoofdgerechten en bijgerechten staan te sudderen, maar dat
het grootste probleem is dat de potjes niet in die volgorde staan opge
steld. De ingrediënten zijn voorbereid, maar het menu moet nog wor
den samengesteld en de menukaart moet nog worden gedrukt. Mijns
inziens moet thans met de commissie van advies en bijstand voor de
cultuur, de culturele raad en de diverse instellingen worden overlegd
over het cultureel menu dat wij in de komende vier jaar aan onze Bre
dase gemeenschap zouden kunnen opdienen. Het drukken van een me
nukaart zou ik dan synoniem willen verklaten met het opstellen van een
beleidsnota, waarin op basis van het denken en het doen in de vooraf-