1114
28 NOVEMBER 1974
techniek voor 'geselecteerde projecten is gekozen. Het is zeker niet
ondenkbaar dat deze methodiek ook voor Breda opgeld zou kunnen
doen en in ieder geval gehanteerd zou kunnen worden. Op deze wijze
zou de gemeenteraad een beter inzicht krijgen in de vraag welke pro
jecten nu gesubsidieerd zullen worden. Zeker in de aanloopperiode
zullen dergelijke initiatieven naar mijn mening moeten worden bekos
tigd uit het budget voor initiatieven en experimenten. In dit verband
begrijp ik niet waarom in de alternatieve begroting van de heer Crul
juist op dit punt wordt voorgesteld te bezuinigen. Door een dergelijke
bezuiniging wordt nu juist de flexibiliteit van de post "experimenten"
verminderd, zodat de signalen van de kant van de Bredase burgerij
ook op dit gebied minder goed kunnen worden gehonoreerd.
Nu ik dan toch ben aangeland bij de correcties die de heer Crul
in de sector cultuur meent te moeten aanbrengen, wil ik daar nog iets
over kwijt. Ik bevind mij in een bijzonder moeilijke situatie ornaat ik
van tal van subsidies de raad niet onomstotelijk kan bewijzen dat zij
nodig zijn. Natuurlijk zouden wij, hoewel de heer Crul dat niet heeft
voorgesteld, morgen kunnen besluiten alle subsidies aan koren en zang
verenigingen in te trekken omdat onze prioriteit anders ligt. Nu kan
ik op geen enkele wijze aantonen dat wij dat niet moeten doen, maar
dat wij op deze manier in een situatie verzeild zouden raken waarin
wij alleen nog maar tussen staal, glas en "beton zouden leven zou ik
toch bijzonder betreuren.
Ten aanzien van de stadsschouwburg bestrijdt de heer Crul in zijn
alternatieve opzet de uitgave van 23. 000, -- die in de begroting
van ons college voorkomt. Dit punt is, toen wij in de commissieverga
dering het budget voor cultuur bespraken, uitvoerig aan de orde ge
weest. Na het zorgvuldig selecteren van vele wensen in de culturele
sector is nu juist het bedrag van 23. 000, -- voor de stadsschouwburg
overgebleven omdat daarmee vier bejaardenvoorstellingen, drie jon-
gerenvoorstellingen en zes experimentele voorstellingen zouden kunnen
worden gefinancierd. Het initiatief daartoe is in 1974 genomen en het
college zou deze activiteiten graag willen voortzetten. Op deze ma
nier kunnen immers groepen in de stadsschouwburg worden gehaald
die deze op andere wijze zo moeilijk weten te vinden. Dat de heer
Crul deze groepen nu weer buiten spel wil zetten staat in schrille te
genstelling tot wat hij elders betoogt. Steeds wordt, ook van de kant
van de fractie van de heer Crul, betoogd dat de cultuur verbreed moet
worden en dat grote groepen eraan moeten kunnen deelnemen; men
wenst dat isolementen worden doorbroken. Ik ben dan ook zo vrij de
op dit punt voorgestelde bezuiniging tegen deze achtergrond een
"misser" te noemen.
De heer CRUL: Ik betreur het dat het college steeds ingaat op de
activiteiten die wij willen laten vervallen en praktisch niet reageert
op de voorstellen die wij hebben gedaan, zoals onder andere ook bij
de behandeling van het onderwijs is gebleken.
Overigens hebben wij de post die nu aan de orde is wel degelijk
indringend bezien, ook aan de hand van de behandeling in de commis
sie. Natuurlijk wil mijn groepering activiteiten op het gebied van de
cultuur gewaarborgd zien, maar wij beschouwen de onderhavige acti
viteit als "rommelen in de marge". Wij zouden veel liever zien dat
men zich fundamenteel ging richten op de mogelijkheden om op cul
tureel gebied actief en passief bezig te zijn. Mijns inziens sluit de
wethouder daarop aan met de aankondiging van een beleidsnota. Op
grond van het voorafgaande hebben wij deze post moeten laten weg-