28 NOVEMBER 1974 1115 vallen tegen hogere prioriteiten. Wethouder SANDBERG: In ander verband heeft de heer Crul wel eens over een "consistent beleid" gesproken. Ik constateer dat wij in 1974 met medewerking en juist op aandringen van de leden van de commissie voor cultuur die tot zijn fractie behoorden, met een be paald initiatief zijn begonnen en dat wij dat nu maar weer onderste boven moeten gooien. Als wij deze activiteit dit jaar achterwege zou den laten, kan ik mij voorstellen dat er volgend jaar een motie zou worden ingediend van de zijde van de heer Crul waarin werd voorge steld de activiteit opnieuw aan te pakken. Ik kom toe aan de accommodaties. Het standpunt dat men op dat gebied inneemt hangt ten nauwste samen met de prioriteiten die men stelt, waarbij ik weer terugkom op de nota cultuurbeleid. Museum, muziekschool, "De Beeldenaar", bibliotheek zij alle komen eigenlijk voor verbetering in aanmerking, maar het is natuurlijk duidelijk dat dit niet gelijktijdig kan worden uitgevoerd. Wanneer men bedenkt dat in de nota in ieder geval een belangrijke plaats zal worden inge ruimd voor de kunstzinnige vorming en de permanente educatie, zal men inzien dat de muziekschool en de bibliotheek extra aandacht zul len krijgen. Het is echter -- dit in antwoord op een vraag van de heer Dees niet te verdedigen dat men hierover thans een beslissing zou moeten nemen. Wij zullen aan deze activiteit een prioriteit moeten toekennen en haar vervolgens met prioriteiten in andere portefeuilles in competitie moeten brengen op een tijdstip waarop dit alles aan de orde is, namelijk bij de besprekingen over de begroting voor 1976. Op het ogenblik moet echter reeds worden geconstateerd dat eventuele nieuwbouw zeker niet uit het budget voor de cultuur kan worden bekos tigd. Willen wij deze prioriteiten tot gelding brengen, dan zullen wij daar de financiële middelen voor over moeten hebben. De heer Houben heeft ervoor gepleit culturele accommodaties te betrekken bij informatieoverdracht inzake de nood in de arme landen. Ik beschouw dit als een zeer serieuze suggestie, maar het is voor mij de vraag -- daarover wil ik nog wel eens met de heer Houben van ge dachten wisselen -- of de gemeente de eerst aangewezene is om de ge noemde activiteiten te entameren. Er zijn natuurlijk vele ideeën en vele activiteiten waarbij bewustwording omtrent een scala van proble men en ten opzichte van vele groepen centraal staat. De Stichting We reldwinkel en de Stichting Buitenlandse Arbeiders lijken mij de organi saties die dit aspect in eerste instantie tot hun terrein rekenen. Wel licht kunnen de heer Houben en ik elkaar toch wel vinden wanneer wij vaststellen dat overheidsinstellingen op het culturele terrein zeker voor een deel kunnen inspelen, hetzij door zelf activiteiten te ontketenen, hetzij door dienstverlening aan derden. Daarbij moet men niet verge ten dat er ook gebruik kan worden gemaakt van het normale activitei tenpakket van deze instellingen bibliotheek, volkenkundig museum, "De Beyerd" en de Beyerd-studio. Voorts zullen de aanvragen om sub sidies en garanties op de normale wijze moeten worden beoordeeld. Ook hierbij geldt dat men prioriteiten moet stellen. Tot slot had ik een opmerking willen maken over het Jaar van de Vrouw. Het verheugt mij echter dat collega De Raaff dit aspect al ge deeltelijk voor zijn rekening heeft gehouden, want ik wilde hierover niet dan met enige schroom het woord voeren. Het ligt immers niet voor de hand de vrouw in het perspectief van een cultureel evenement te zetten: dit zou eerder afbreuk doen aan de intentie. Ook gaat het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1115