29 NOVEMBER 1974 1119 teerde staten werd goedgekeurd. De grote persoonlijke inzet en invloed van de voorzitter hebben hierbij zeker een belangrijke rol gespeeld,Het moet voor hem teleurstellend zijn dat de gepresenteerde structuurschets West-Brabant toch nog in tweeën splitst. Blijkbaar had hij dit verwacht, want kort vóór het verschijnen van de structuurschets werd op zijn initia tief een oplossing aangedragen die het naar mijn mening moge.lijk maakt een overlegorgaan te creëren, dat in actie, komt om de regering ervan te overtuigen dat West-Brabant ondeelbaar is en dat ook Altena daarbij behoort. Ondanks de ongetwijfeld moeilijke weg die het gewest Breda nog zal moeten afleggen ben ik er van overtuigd dat met de onontbeer lijke hulp van onze gemeente één groot West-Brabant zal ontstaan.dat in Den Bosch en in Den Haag een vuist kan maken. De wethouder van financiën is uitvoerig ingegaan op mijn opmer kingen over de capaciteitsplanning en de begroting in het algemeen.Zijn toezeggingen en pogingen spreken mij bijzonder aan, met name het feit dat de rekening eerder en zelfs vooruitlopend op de verificatie zal wor den afgesloten. Hij zal de raad drie maal per jaar informeren over de financiële positie van de gemeente en het lijkt hem mogelijk door ver dere automatisering van de administratie met een meerjarenbegroting te komen. De daaraan verbonden onnauwkeurigheden nemen wij dan gaarne, voor lief. Verder hebben wij kennis genomen van zijn opmerking dat het college de nodige, terughoudendheid in acht zal nemen ten aan zien van de belastingdruk. Het is verheugend van de wethouder te heb ben mogen vernemen dat de lasten van de schooladvies- en begeleidings dienst niet meer alleen door Breda gedragen behoeven te worden, doch dat het Rijk hierin gaat bijspringen. Wethouder Van Dun heeft kans gezien mijn pessimisme ten aan zien van de binnenstad en de Haagse Beemden gedeeltelijk weg te ne men. Hij heeft duidelijk gemaakt dat in goed teamverband hard wordt gewerkt aan het verzamelen van de nodige gegevens om de raad spoe dig bij de verdere ontwikkeling en besluitvorming te betrekken. Verder hebben wij kennis genomen van zijn bezorgdheid over sommige particu liere initiatieven in de binnenstad. Hoewel ik geen voorstander van erf pacht ben verdient het wellicht aanbeveling voor de binnenstad uitzon deringen te maken. Het is in ieder geval de moeite waard het voor en tegen op een rijtje te zetten, zeker als wij daarbij aan de woonfunctie denken. Vervolgens kom ik bij de kwestie-Ginneken. Wij willen de raad vragen u voor te stellen een onderzoek te laten doen naar de mogelijk heden voor 'oepassing van artikel 18 van de Drank- en Horecawet voor een nader te omschrijven gebied in Ginneken en wel als overgangsmaat regel naar een bestemmingsplan. Op deze manier zouden wij Ginneken nu reeds een stuk zekerheid kunnen bieden en daarom wil ik u thans gaar ne een motie van deze strekking overhandigen. Deze motie luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 29 no vember 1974, kennis genomen hebbende van de problemen, die momenteel in Ginneken spelen met betrekking tot de ongewenste uitbreiding van de Horecabedrijven, waardoor de leefbaarheid in ernstige mate dreigt te worden aangetast, stelt het college voor; a. onmiddellijk een onderzoek te doen instellen naar de mogelijk heden, die artikel 18 van de Drank- en Horecawet biedt als overgangsmaatregel naar een bestemmingsplan om ongewens te vestigingen van Horecabedrijven tegen te gaan,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1119