1130
29 NOVEMBER 1974
vestingssituatie ontplooiingsmogelijkheden te bieden. De emotionele
uitval van de wethouder over ons voorstel tot begeleiding van het amb
telijk apparaat inzake inspraakcontacten vinden wij een duidelijk teken,
dat hij inderdaad het gevóel heeft dat zijn portefeuille voornamelijk uit
beton, staal en glas bestaat. Zijn beledigende opmerkingen in de rich
ting van de P. P. R, -fractie kunnen wij dan ook vanuit die harde mate
riële opstelling plaatsen. Wij keuren dergelijke opmerkingen duidelijk
af. Wij zién voorlopig welbewust af van welgemikte tegenopmerkingen
aan zijn adres omdat dit onses inziens niet bevorderlijk is voor de nor
male werkverhoudingen in deze raad. Wij zouden graag zien dat hij hier
op terugkomt, evenals hij dat heeft gedaan ten aanzien van ons voorstel
van vorige week donderdag om gemeentelijke panden niet te verkopen
maar te gebruiken voor het stimuleren van de woonfunctie in de binnen
stad. Hij vond dat voorstel verleden week donderdag nog ondermaats,
maar gisteren deelde hij mede er sympathiek tegenover te staan.
Ik kom nu bij het laatste punt, de bewustmaking van de nood in
de arme landen. Ten aanzien van ons voorstel om 1, -- per inwoner
te besteden aan de bewustmaking van de nood in arme landen en van
de relatie tussen die nood en onze welvaart en economische groei is door
het college niet zeer positief gereageerd, alhoewel het qua thema ook
niet geheel is afgewezen. Wij hebben in ieder geval bespeurd dat. u in
principe bereid bent activiteiten, die deze bewustmaking bevorderen,
op touw te zetten. Vooral de reacties van wethouder Sandberg indezen
vonden wij positief. Hij wil met de door ons nader te concretiseren voor
stellen meedenken. Toch begrijpen wij niet goed waarom hij zich af
vraagt waarom de gemeente hierin een taak heeft. Naar onze mening
is die taak er inderdaad, evenals die er is op het gebied van onderwijs,
vorming, permanente educatie, theater e.d.waar ook informatie en
overdracht plaatsvindt van dingen, die voor de mens en zijn denken van
belang zijn. Het uitsluitend besteden van aandacht aan het welzijn van
de eigen ingezetenen vinden wij ondraaglijk en onjuist in het licht van
de heersende, schrijnende nood. Alleen meevoelen met die nood, waar
u gisteren over sprak, is onvoldoende. Wij kunnen er hier iets aan doen;
wij zouden ons als inwoners kunnen bezinnen op de vraag, in hoeverre
wij de welvaartsgroei van Breda kunnen temperen ter wille van het ver
lenen van hulp aan de arme landen. Een eerste stap daartoe lijkt ons het
onszelf beter informeren over de problemen in de derde wereld. Daar
voor zijn activiteiten nodig en die kosten geld. Wij zullen binnen afzien
bare tijd met concrete voorstellen dienaangaande komen. Bij de behan
deling van de deelbegrotingen zullen onzerzijds bepaalde posten nader
worden toegelicht, met name waar het om de immigrantenraad gaat.
Met deze reacties wil ik volstaan.
De VOORZITTER; Ik zal mijn antwoord op de gestelde vragen in
een enigszins andere volgorde dan gisteravond geven. Het verheugt mij
dat men zich bij het vragenstellen heeft beperkt. Aan het eind van mijn
betoog zal ik. nog even ingaan op het bestuur en wel speciaal op de func
tie van de burgemeester.
Eerst wil ik dan iets over de gewestvorming zeggen. De wijze waar
op de raad daarop heeft gereageerd verheugt mij. Men heeft gesugge
reerd dat nieuwe initiatieven genomen zouden kunnen worden om in
West-Brabant iets op gang te brengen. Men neemt het ons wel eens kwa
lijk dat wij daarin zo vasthoudend zijn en dat bij de besprekingen steeds
weer iedereen moet worden betrokken, maar ik vind dat wij daar gewoon
mee door moeten gaan. Heel belemmerend werkt het feit -- ik wil dat