1132
29 NOVEMBER 1974
O, Do A, en de V„ V. D, kiest. Dat vind ik sterk en ik ben dan ook van
mening dat de heer Crul zich op dat punt, zeker na hetgeen gisteravond
is gezegd, schromelijk vergist. Ik heb gisteren heel duidelijk namens
het college van burgemeester en wethouders gesproken en men kan het
mij niet kwalijk nemen dat het college wat de wethouders betreft uit drie
leden van het C.D.A. en twee leden van de V. V. D. bestaat. Ik spreek
namens het college, ik ben de leider van het college en ik coördineer
de werkzaamheden; ik heb het recht om dat te doen en onder bepaalde
omstandigheden heb ik zelfs de plicht om dat te doen. Zo heb ik het
gisteren getaxeerd. De heer Crul en de collegeleden rechts en links van
mij weten welk een moeite ik heb met het gebruik van woorden als "in
sinuatie" e. d. Dat zijn woorden die ik niet zo gemakkelijk over mijn
lippen krijg en ik ben ook van mening dat een burgemeester daar bij
zonder voorzichtig mee moet zijn. Er kunnen zich echter situaties voor
doen -- en dat was gisteren het geval -- dat het gebruik van een derge
lijk woord door het college geoorloofd is.
In de vierde plaats zegt de heer Crul dat ik mij anders opstel ten
opzichte van de minderheden in de raad, Laat hij mij eens vertellen --
dat hoeft nu niet, maar morgen of in de komende jaren -- op welke wij
ze een burgemeester een dergelijke benadeling of achterstelling zou kun
nen realiseren. Dat komt eenvoudig niet in mij op en ik kan daarvoor
task het bewijs leveren. In de tijd, dat de progressieve fracties nog niet
deelnamen aan de. commissies van advies en bijstand, was het doodeen
voudig de taak van de burgemeester ervoor te zorgen dat alle informa
tie met betrekking tot de begrotingsbehandeling eerlijk en uniform over
alle raadsleden werd verdeeld. Wat de inschakeling van de ambtenaren
betreft heb ik heel duidelijk gezegd dat zij op de afgesproken wijze moe
ten meehelpen. Bij de bestudering van hetgeen wordt ingebracht vind ik
het de plicht van de burgemeester zeer nadrukkelijk aandacht te schen
ken aan hetgeen de minderheden in de raad te zeggen hebben en ik kan
de heer Crul verzekeren dat dit ook werkelijk is gebeurd. Als hoofdtaak
van de burgemeester zie ik het besturen, het leidinggeven en het coör
dineren in de bestuurlijke organisatie. Het besturen staat voorop, maar
een burgemeester mag zich er met recht van bewust zijn dat besturen
iets met politiek te maken heeft. Ik ben van mening dat dit niet ont
kend mag worden en dat de burgemeester dit ook in praktijk magbren-
gen, maar tegelijkertijd is het voor het goede "gezicht" van de raad
noodzakelijk dat raad en college gezamenlijk het beleid bepalen. Met
deze reactie zou ik mijn betoog willen afsluiten.
Wethouder BROEDERS: Ik meen twee sprekers te moeten antwoor
den, namelijk de heren Crul en Dees. De heer Dees heeft met name
naar de "follow up" van de sanering gevraagd. Zijn conclusie is juist;
door tal van oorzaken is inderdaad vertraging opgetreden, maar het col
lege hoopt het rapport vanuit de diverse sectoren nog dit jaar te ontvan
gen. Daarna zal de raad worden geïnformeerd.
Ik heb de neiging heel uitvoerig op de woorden van de heer Crul
in te gaan, maar ik denk dat een en ander bij de verschillende onder
delen van de. begroting aan de orde zal komen. Als ik het goed begre
pen heb stelt de heer Crul namelijk dat de wethouder van onderwijs de
keuze tussen de voorgelegde en de alternatieve begroting ontloopt. Dat
is beslist niet mijn bedoeling, maar misschien heb ik de vorige keer voor
mijn doen erg vriendelijk gesproken. Het is duidelijk mijn bedoeling de
voorgelegde begroting te verdedigen. Eigenlijk zitten wij een beetje in
moeilijkheden. In Breda hebben wij een methodiek van begrotingsbe-