1134
29 NOVEMBER 1974
bleem als zodanig hebben gegeven. Het is een probleem dat fundamen
teel doordacht moet worden; ik heb er het vorig jaar ook al op gewezen
dat dit studie vergt. Wij zijn bezig een gerichte aanpak te realiseren
maar ik wil de raad niet de illusie geven dat op korte termijn resulta
ten te verwachten zijn. Ik meen dat de Schooladvies- en Begeleidings
dienst met behulp van de rijkssubsidie een ruime ontwikkelingskans heeft
maar ik moet er ook op wijzen dat een te snelle groei funest zou kun
nen zijn voor de fundamentele ontwikkeling van deze aangelegenheid.
Ik neem aan dat hier bij de behandeling van de deelbegroting nog wel
op teruggekomen zal worden en ik hoop dat ik de indruk, als zou ik een
keuze ontlopen, bij de raad heb kunnen wegnemen.
De VOORZITTER; Natuurlijk zal van de zijde van het college op
de moties worden gereageerd en hetzelfde geldt voor het amendement.
Met betrekking tot het amendement heb ik u gisteren voorgesteld dit na
de beraadslagingen te behandelen om vervolgens eventueel tot stemming
over te gaan. Ik ben voornemens om hetzelfde met betrekking tot de mo
ties te doen. Er zal nu dus een toelichting, zo u wilt een commentaar
Qjxd'e miotic wionden gegeven maar een eindoordeel over het amende
ment en de moties zal moeten worden gegeven op het moment, dat wij
voor de vaststelling van de begroting 1975 staan.
Wethouder DE RAAFF: In mijn richting is eigenlijk slechts één op
merking door de heer Crul gemaakt en die was dan nog onjuist. De heer
Crul heeft begrepen dat ik persoonlijk tegen nivellering zou zijn, maar
daar heb ik helemaal niet over gesproken. Ik heb gezegd dat het een
groot probleem is en ik heb mijn oor te luisteren gelegd bij mensen,die
er misschien meer verstand van hebben. Persoonlijk ben ik wél voor ni
vellering. Ik heb gezegd dat ik mijzelf nog niet naar het ambtelijk ap
paraat zie gaan om voorstellen tot nivellering te doen.
De heer CRUL: Betekent dit dat de heer De Raaff wel bereid is over
leg over deze kwestie te plegen?
Wethouder DE RAAFF: Dat kan helemaal niet, mijnheer Crul,
De heer CRUL: Waar staat dat?
Wethouder DE RAAFF: Op grond waarvan?
De heer CRUL: Ik weet niet of ik de spreektijd van de heer De Raaff
in beslag neem
Wethouder DE RAAFF: U mag mijn tijd hebben.'
De VOORZITTER: Als de heer Crul dan hier komt zitten hebben
wij meteen een afspiegelingscollege.'
De heer CRUL: Als u een andere plaats zou aanbieden zou er mis
schien over te praten zijn. Elk bestuur heeft in principe de mogelijkheid
dingen in het overleg in te brengen. Of men vervolgens tot een beslis
sing kan komen is een andere zaak. Ik vraag de wethouder of hij bereid
is het initiatief te nemen om in het georganiseerd overleg een discussie
over de nivellering aan te gaan.